Psalm 124
1 Een pelgrimslied van David. Was de HEER niet voor ons geweest, -Israël, blijf het herhalen-2 was de HEER niet voor ons geweest toen de mensen zich tegen ons keerden, 3 ze hadden ons levend verslonden, zo hevig was hun woede. 4 Dan had het water ons meegesleurd, de stroom ons overspoeld, 5 wij zouden zijn overspoeld door het ziedende water. 6 Geprezen de HEER, die ons niet ten prooi gaf aan hun tanden: 7 wij zijn als een vogel ontsnapt uit het net van de vogelvangers, het net is gescheurd en wij, wij zijn ontkomen. 8 Onze hulp is de naam van de HEER die hemel en aarde gemaakt heeft. (NBV)
Vandaag zingen we met de kerk mee de honderd en vierentwintigste psalm. In heel veel Protestantse kerken in Nederland klinkt het laatste vers van deze psalm als opening van de kerkdienst, “Onze hulp is in de naam van de Heer die hemel en aarde gemaakt heeft”. Dat is een heel oude protestantse traditie en deze tekst wordt soms ervaren als een soort toverspreuk die van een bijeenkomst van mensen ineens een kerkdienst maakt. Zo is het natuurlijk niet, maar het is goed om, als je je met elkaar bezint op de betekenis van het verhaal van Israel en het verhaal van Jezus van Nazareth voor deze tijd, je te richten op het Algoede. Dat is wat de mensen zongen toen ze op weg gingen naar de Heilige Tent of de Tempel waar de Wet werd bewaard om de jaarlijkse maaltijd met familie, armen en vreemdelingen te houden.
Het volk Israël trok drie maal per jaar op naar het Heiligdom om daar de maaltijd te houden met de tempeldienaren, de familie, de armen en de vreemdelingen. Dat was tijdens de gerst oogst, als de bevrijding uit Egypte werd gevierd, dat was tijdens de tarweoogst, als de sluiting van het verbond tussen God en het volk in de Woestijn werd gevierd en dat was tijdens het Loofhuttenfeest in het najaar bij de oogst van fruit en noten, als je je moest herinneren dat God ook in de Woestijn voor voedsel had gezorgd. Wij kennen dit soort maaltijden alleen nog van de Moslims, die noemen dat Iftar maaltijden, of misschien dat ook het Avondmaal een oefening is in het delen met elkaar. Dat je gaat delen met armen en vreemdelingen wordt je overigens meestal niet in dank afgenomen.
Ook dat bezingt de psalm, dat als je niet op de weg van het Algoede zou zijn geweest dan hadden de mensen je levend verslonden. Het is alsof je de politici hoort die angst zaaien voor de Islam en elk contact met anders gelovigen veroordelen. Die angst voor vreemdelingen is echter onterecht. De kinderen van Abraham, hebben we gezien, zijn familie. En ook de Moslims stammen wat hun geloof betreft van Abraham af, het zijn de nakomelingen van Ismaël. Mocht je dus uitgenodigd worden voor een Iftar maaltijd ga dan op de uitnodiging in en geneer je niet zelf vreemdelingen aan tafel uit te nodigen. Dat maakt onze samenleving pas echt veilig. Een oud Nederlands spreekwoord zegt dat onbekend ook onbemind maakt. We moeten dus zorgen dat we ons niet onbekend laten bij onze medemensen, waar ze ook vandaan komen en wie ze ook zijn, maaltijden zijn volgens de Bijbel een goed instrument om gemeenschap te vormen, maar in Holland kennen we ook het kopje koffie en elke dag mogen we er aan werken, ook vandaag weer.