Blinden kunnen weer zien, verlamden weer lopen

Lucas 7:18-28

18 Johannes kreeg van zijn leerlingen bericht over al deze gebeurtenissen. Hij riep twee van zijn leerlingen bij zich 19 en stuurde hen naar de Heer, aan wie ze moesten vragen: ‘Bent u degene die komen zou of moeten we een ander verwachten?’ 20 Toen de mannen bij hem gekomen waren, zeiden ze: ‘Johannes de Doper heeft ons naar u gezonden om u te vragen: “Bent u degene die komen zou of moeten we een ander verwachten?”’ 21 Hij genas toen juist veel mensen van ziekten en allerlei aandoeningen en van boze geesten en hij gaf tal van blinden het gezichtsvermogen terug. 22 Hij antwoordde: ‘Zeg tegen Johannes wat jullie gezien en gehoord hebben: blinden kunnen weer zien, verlamden weer lopen, mensen met huidvraat worden gereinigd en doven kunnen weer horen, doden worden opgewekt, aan armen wordt het goede nieuws bekendgemaakt. 23 Gelukkig is degene die aan mij geen aanstoot neemt.’ 24 Toen de afgezanten van Johannes vertrokken waren, zei hij tegen de menigte over Johannes het volgende: ‘Waar zijn jullie in de woestijn naar gaan kijken? Naar het wuiven van het riet in de wind? 25 Wat zijn jullie dan gaan zien? Een mens die zich in fraaie gewaden hulde? Welnee, want wie voorname kleding draagt en in weelde leeft, woont in een paleis. 26 Wat zijn jullie dan wel gaan zien? Een profeet? Jazeker, zeg ik jullie, en zelfs meer dan een profeet. 27 Hij is degene over wie geschreven staat: “Let op, ik zend mijn bode voor je uit, hij zal een weg voor je banen.” 28 Ik zeg jullie: van allen die geboren zijn uit een vrouw is niemand groter dan Johannes, maar in het koninkrijk van God is de kleinste nog groter dan hij.’ (NBV)

Het publieke optreden van Jezus van Nazareth was begonnen toen hij zich liet dopen door Johannes in het water van de Jordaan. Een volkomen ander leven zou beginnen. Een leven zoals het bedoeld was volgens het verhaal van de uittocht uit Egypte, de tocht door de woestijn en de ontdekking van de richtlijnen voor een menselijke samenleving, daar midden in die woestijn. Daarom sprak Johannes aan de rand bij de rivier die liep tussen de woestijn en het beloofde land. Maar was die Jezus van Nazareth, die Jezus van de Bergrede nu de bevrijder die opnieuw de mensen naar een land overvloeiende van melk en honing zou brengen? Ooit had een profeet in het boek van de profeet Jesaja geschreven wat je dan te zien zou krijgen. We kunnen het nog nalezen in het negentwintigste hoofdstuk, in het zeventiende vers van dat hoofdstuk uit het boek van de profeet Jesaja. Daar staat precies hetzelfde als in het verhaal dat Lucas vandaag vertelt. Met die boodschap mogen de leerlingen van Johannes terug. Vertel hem wat je ziet. Als ze hem dat vertellen zal hij denken dat je uit het boek van de profeet Jesaja voorleest, daardoor zal hij weten dat de bevrijder gekomen is, dat je inderdaad mensen kunt oproepen een volkomen ander leven te gaan lijden.

Een leven dat vol staat van liefde, dat alle mensen weer mee laat doen en een plek in de samenleving geeft. Dan zorg je dat blinden kunnen zien, verlamden weer kunnen lopen, dat melaatsen, onreinen, paria’s, niet langer worden gemeden maar worden genezen, dat de doven weer kunnen horen, dat de armen hun plek aan tafel krijgen en geen honger meer hoeven lijden, dat mensen die voor dood zijn achtergelaten weer opstaan en mee mogen gaan in het leven. Ergerlijk is dat soms, dat idealisme, die mensen ook die steeds maar drammen op dat liefhebben en delen met elkaar, die steeds maar willen dat je de zwaksten en de armsten een nieuwe kans geeft, die drammen op eerlijke handelsverhoudingen en rechtvaardige inkomensverdelingen. Je kunt je ergeren aan mensen die het veroordelen dat de topinkomens weer vele malen meer zijn gestegen dan de gemiddelde lonen, aan mensen die er op wijzen dat er zelfs in ons rijke land honger wordt geleden. Maar de mensen die zich niet ergeren en zich laten overtuigen er iets aan te gaan doen zijn vele malen gelukkiger. Waarom staan die tollenaars eigenlijk in het gedeelte dat we vandaag aangereikt krijgen uit het dagelijks leesrooster van het Nederlands Bijbelgenootschap. Het antwoord is dat ze er staan om ons duidelijk te maken waarover dit Bijbelgedeelte gaat.

Die tollenaars zijn een soort douaniers. Ze stonden niet alleen aan de grenzen van het land maar overal waar goederen in en uitgevoerd werden. Langs alle wegen en bij de toegangen van steden en dorpen. Ze werkten niet zoals de douaniers van vandaag volgens de regels van de staat maar hadden het heffen van tol gepacht. En dan is de regel dat hoe meer je heft hoe meer je verdient. De armsten worden daarvan het eerst slachtoffer. Die tollenaars zijn we vandaag dus allemaal. Via onze democratische wetgeving bepalen we samen hoeveel tol, invoerrecht, er geheven wordt op goederen uit het buitenland. En ook daar geldt hoe meer invoerrecht, hoe hoger de tol, hoe meer we verdienen. Soms omdat we goederen heel graag willen hebben en het dus niet kan schelen hoeveel tol er betaald moet worden, maar veel vaker omdat de hoge tol de producten uit vreemde landen zo duur maakt dat we liever vergelijkbare producten kopen die hier gemaakt zijn. De armsten worden daarvan het eerst het slachtoffer. Daarom moeten we zorgen voor rechtvaardige handelsverhoudingen zodat iedereen gelijke kansen heeft, zodat we elkaar in de wereld echt kunnen helpen. Zodat de droom van Jesaja eindelijk werkelijkheid wordt. Jezus liet zien dat het kan.

Plaats een reactie