Ze vergelden goed met kwaad

Psalm 35:11-28

11 Valse getuigen staan tegen mij op en vragen mij naar wat ik niet weet. 12  Ze vergelden goed met kwaad, ik voel mij van ieder verlaten. 13  Waren zij ziek, ik trok een boetekleed aan, en bleef mijn gebed onverhoord, ik pijnigde mij door te vasten. 14  Ik liep rond als waren zij vrienden, broers, ik ging in het zwart gehuld en liep gebogen als iemand die rouwt om zijn moeder. 15  Maar toen ik dreigde te vallen, verheugden zij zich, ze liepen te hoop en sloegen me onverwachts neer, ze hadden me willen verscheuren, 16  die bende godvergeten spotters met een grijns op hun gezicht. 17 Heer, hoe lang nog blijft u toezien? Behoed mij voor hun moordlust, red mijn kostbaar leven van die leeuwen. 18  Dan zal ik u prijzen in de gemeenschap, u loven waar heel uw volk bijeen is. 19  Gun mijn vijanden, die valsaards, geen leedvermaak, mijn redeloze haters geen blik van triomf, 20  want het woord vrede kennen zij niet, en tegen de weerlozen in het land smeden zij bedrieglijke plannen. 21  Ze roepen spottend, hun mond wijd open:
‘Zie hém daar!’ 22  U hebt het gezien, HEER, zwijg dan niet, mijn Heer, houd u niet ver van mij. 23  Verhef u, ontwaak, mijn God en mijn Heer, verdedig mij, vecht voor mijn zaak. 24  Doe mij recht, HEER, mijn God, u bent rechtvaardig, sta niet toe dat ze zich om mij vermaken, 25  laat hen niet kunnen denken: ‘Dit is wat we wilden.’ Laat hen niet kunnen zeggen: ‘We hebben hem verslonden.’ 26  Dat beschaamd staan en vernederd wie zich verheugen op mijn ondergang. Dat met schaamte en schande bedekt worden
wie zich boven mij verheffen. 27  Dat van vreugde juichen wie willen dat mij recht wordt gedaan. Laat hen gedurig mogen zeggen:
‘Groot is de HEER, vrede wil hij voor zijn dienaar.’ 28  Van uw gerechtigheid zal mijn tong spreken, van uw roem wil ik zingen, dag aan dag. (NBV)

Het is uiteindelijk de God van Israël die de armen bevrijdt van hun onderdrukkers zingt de psalmdichter. Dat is niet een knip met de vingers, dat is niet met een bliksem uit donkere wolken of met een grote aardbeving die ineens alle uitbuiters in de grond doet zakken. Verhalen in de Bijbel lijken dat nog wel eens te vertellen maar zelfs degenen die ze door vertelden lachten er bij en vertelden dat het in de werkelijkheid zo niet zal gaan. Het zal gaan door de wetten en regels nauwkeurig te volgen. Niet omdat het nu eenmaal moet, niet omdat dode letters en verstofte regels beter zijn als het gevoel van levende mensen. Maar omdat we van elkaar houden.

We houden zelfs van een moordenaar die zijn straf heeft ondergaan, wat hij ook gedaan heeft. We willen een samenleving zonder moordenaars, een samenleving waar iedereen een aandeel in heeft, waar we met elkaar op zoek zijn naar de beste weg. Dan moeten we ook bereid zijn om moordenaars weer terug te brengen op die weg. Dan zullen de armen werkelijk bevrijdt xijn van hun uitbuiters. Daarbij moeten we oppassen voor fake nieuws zegt de psalm. Ook een veroordeelde moordenaar beschuldigen een misdadiger te blijven na het uitzitten van zijn straf is fake nieuws. Zolang hij geen nieuwe misdaad pleegt is hij een burger net als alle anderen.

De  Psalm vraagt om gerechtigheid. Niet dat van wij zijn beter omdat we niemand hebben vermoord, maar dat van wij zijn blij dat mensen weer een nieuwe kans krijgen. Een nieuwe kans om de weg van de God van Israël te gaan. Een nieuwe kans om elkaar lief te hebben en een positieve bijdrage te leveren aan de samenleving. Het is immers de God van Israël die ons de weg wijst naar liefde, vrede en gerechtigheid. Telkens als wij ons laten regeren door angst, door woede, door afschuw dan wijken we van de weg af. Wie slecht doet moet gestraft worden. Maar wie de straf heeft ondergaan moet de kans krijgen op een nieuwe, goede, manier met de samenleving om te gaan. Elke dag opnieuw mogen we aan die samenleving werken, ook vandaag weer.

 

Plaats een reactie