Toen de tempel eenmaal voltooid was

2 Kronieken 8:12-18

12 ¶  Toen de tempel eenmaal voltooid was, bracht Salomo brandoffers op het altaar van de HEER dat hij tegenover de voorhal van de tempel had laten maken. 13  Daar bracht hij de offers die Mozes had voorgeschreven voor sabbat, nieuwemaan en de drie grote jaarlijkse feesten: het feest van het Ongedesemde brood, het Wekenfeest en het Loofhuttenfeest. 14  Hij stelde het dienstrooster in werking dat zijn vader David had opgesteld voor de afdelingen van de priesters en voor de Levieten die tot taak hadden de lofzang ten gehore te brengen en de priesters bij de eredienst behulpzaam te zijn. Ook de poortwachters voor de verschillende poorten liet hij volgens wachtdienst aantreden, alles overeenkomstig de voorschriften van David, de man van God. 15  Alle voorschriften van de koning aangaande de priesters en de Levieten, ook wat betreft het beheer van de tempelschatten, werden stipt opgevolgd. 16  Zo werd het werk van koning Salomo volledig uitgevoerd, vanaf de dag van de grondvesting van de tempel van de HEER tot aan zijn uiteindelijke voltooiing. 17  Daarna ging Salomo naar Esjon-Geber en Elat, aan de kust van Edom. 18  Churam stuurde hem onder bevel van zijn gezagvoerders een vloot met een ervaren bemanning, die samen met de zeelieden van Salomo naar Ofir voer, van waar ze vierhonderdvijftig talent goud voor koning Salomo meebrachten. (NBV)

Toen de Tempel klaar was nam het leven weer haar gewone gang. Dat is wat de schrijver van de Kronieken ons wil vertellen. Dat was belangrijk voor de teruggekeerde ballingen. Ze waren in een nieuw land terecht gekomen. Een land dat de meesten van hen nooit gekend hadden. Ze waren geboren en getogen in Babel. Daar hadden ze gehoord bij een godsdienstige minderheid. Zo af en toe was die minderheid ook vervolgd geweest. Dat ze daar niet bang voor hoefden te zijn hadden ze geleerd uit het verhaal over Esther. Maar wat was nu het gewone leven in het land waar ze een meerderheid hadden gevormd. Het land waar ze hun godsdienst weer vorm en aanzien hadden gegeven. De Priesters en levieten hadden hun eigen verhalen en geschriften mee terug genomen. Dienstroosters waren daarbij geweest die vertelden welke priesters wanneer tempeldienst hadden en welke levieten werden aangewezen om te helpen. Omdat die dienstroosters terug zouden gaan op de tijd van David kregen ze geldigheid. Ook Salomo had er immers na voltooiing van de Tempel gebruik van gemaakt.

David had ook wachters aangesteld bij de Tent die hij in Jeruzalem voor de Ark van het verbond had opgericht. Ook die voorschriften waren bewaard gebleven en door Salomo al gebruikt. Daar konden de teruggekeerde ballingen van profiteren. Zo kunnen ook wij natuurlijk profiteren van de verhalen die ons door de eeuwen heen bereikt hebben. Waar we best over van mening kunnen verschillen maar waarvan de kern steeds hetzelfde blijft. God heeft ons lief als wij God liefhebben. Een land opbouwen zullen we elke generatie weer opnieuw moeten doen. Ooit heeft de oorlog ons land bereikt, daarna kwam een periode van wederopbouw. Tijdens die wederopbouw heeft ook ons sociaal stelsel vorm gekregen. We bouwden dus niet alleen een land op waar door weinigen veel geld verdient kon worden maar waar ook plaats was voor ouderen, zieken en gehandicapten, mensen zonder werk, en voor vreemdelingen. Een land waar gezorgd werd voor iedereen die zorg nodig had. En als iemand ons vroeg waarom dan wezen we op de Bijbel die ons in beweging had gebracht voor een land gebouwd op liefde en zorg.

Salomo bracht offers in de Tempel staat er. Elke week weer en op de feestdagen van Israël. Offers worden in de Bijbel niet gebracht om God in leven te houden, maar om te laten zien dat je beseft dat wat je gekregen hebt, wat je verdiend hebt met werk en handel van God afkomstig is. Op de drie grote feesten die wij kennen als Pasen, Pinksteren en het Loofhuttenfeest moest men zelfs maaltijden houden met de familie, de meiden en de knechten, de slaven en slavinnen, de armen en de vreemdelingen. Ook Salomo volgde dus deze regels. Salomo was overigens rijk genoeg. Maar ook die rijkdom had een eindigheid. Al die bouwwerken, al die offers werden ook een last, een belasting. Die burgers van vreemde volken kun je wel voor niks laten werken maar ze moesten toch te eten hebben en ergens wonen. Churam, de koning die Salomo voortdurend had geholpen, wist waar het goud te vinden zou zijn. Israëlieten hadden het niet zo op varen op zee, dus stelde Churam een vloot beschikbaar die samen met Salomo het goud uit Ofir liet halen. Ook voor ons wacht dat goud. Als wij delen, als wij vrede weten te bewaren met iedereen op aarde, als we blijven hongeren naar gerechtigheid dan wordt de hele aarde van goud. Daar mogen we elke dag aan werken.

Plaats een reactie