Laat mij herrijzen

Psalm 71: 14-24

14 ¶  Ik blijf naar u uitzien, altijd, u lof brengen, meer en meer.  15  Mijn mond verhaalt van uw gerechtigheid, van uw reddende daden, dag aan dag, hun aantal kan ik niet tellen. 16  Spreken zal ik over uw macht, HEER, mijn God, de rechtvaardigheid roemen van u alleen. 17  God, u onderwees mij van jongs af aan, en steeds nog vertel ik uw wonderen. 18  Nu ik oud en grijs ben, verlaat mij niet, o God, zodat ik het nageslacht, elk nieuw kind, kan verhalen van de macht van uw arm. 19  Uw gerechtigheid rijst hoog op, o God, u hebt grootse daden verricht. God, wie is aan u gelijk? 20  U hebt mij doen zien veel ellende en nood-laat mij nu herleven, laat mij herrijzen uit de diepten van de aarde. 21  Verhoog mij in aanzien, omgeef mij met uw troost. 22  Dan zal ik u loven bij het spel op de harp, u en uw trouw, mijn God. Ik zal voor u zingen bij de lier, Heilige van Israël. 23  Mijn lippen zullen juichen wanneer ik voor u zing, ik zal jubelen omdat u mij hebt verlost. 24  Mijn tong zal heel de dag van uw gerechtigheid spreken: wie mijn ongeluk zoekt, zal te schande staan.

Vandaag het tweede deel van deze bijzondere psalm. Omdat het om vervolging gaat in deze Psalm werd de Psalm bij de eerste Griekse vertaling in het bijzonder bestemd voor de eerste ballingen die weggevoerd werden naar Babel, de Rechabieten. De oorspronkelijke psalm noemt dat niet. Maar die Rechabieten waren een bijzonder volk. Ze bleven weigeren om in huizen te gaan wonen en wilden vasthouden aan het leven zoals het in de woestijn werd beleefd. Men neemt aan dat ze nog zeer lang in Israël hebben voortbestaan. Dat vasthouden aan het leven in de woestijn betekende ook het vasthouden aan het geloof in de God van Israël zoals het volk die in de woestijn had leren kennen. De Profeet Jeremia gebruikte ze daarom als voorbeeld voor het volk, zo kan het ook.

In de Psalm die we vandaag lezen beschrijft de dichter hoe hij ondanks vervolging en tegenslagen toch altijd maar vasthoud aan de God van Israël. Ja hij hoopt dat zelfs vol te houden tot hij oud is, al is daar zwakte en gebrek te verwachten. God zal hem er wel doorheen helpen. Dat is een ander soort prediking als je tegenwoordig nog wel eens hoort. Niks geen genezing, niks geen succes in het leven door God. Verdriet en tegenslag worden niet gespaard. Toch durft de dichter te zingen van de rechtvaardigheid van God. Het wonder is namelijk niet dat God jou als gelovige beloont, het wonder is dat God jou de zwakke, de zieke, de ontrechte, de hongerige, de lamme, de blinde laat zien en dat jij het instrument mag zijn in de handen van die God die opkomt voor de minsten op aarde. Daarom kan de dichter God bidden hem te laten herrijzen als hij moe en stram van ouderdom neerzijgt.

De vervolgers van de Weg van de God van Israël zijn er nog steeds. Altijd zijn er mensen die de rijken beschermen, die opkomen voor de machtigen op aarde, die zorgen dat dictators kunnen onderdrukken, dat corruptie kan blijven bestaan en dat eenvoudige mensen bestolen worden met mooie praatjes. We kennen tot in onze dagen talloze voorbeelden, zelfs van mensen die zich als christelijk voordoen maar weigeren maxima te stellen aan inkomens waardoor exorbitante zelfverrijkers hun gang kunnen blijven gaan, ze weigeren een grens te stellen aan woonsubsidie zodat nog steeds de meeste woonsubsidie naar de rijksten in ons land gaan, ze weigeren handelsakkoorden te sluiten die een eerlijke positie op de wereldmarkt garanderen aan de armste boeren in de armste landen. Wij mogen daartegen blijven opstaan, jong en oud, van jongsafaan tot we oud geworden zijn. Van de dienst in het Koninkrijk van God hoeven we niet met pensioen, we kunnen blijven zorgen voor de ouderen en we mogen herrijzen als opnieuw de positie van de zwakken verder wordt bedreigd. Vandaag ook weer dus.

Plaats een reactie