Ik zal mij tegen jullie keren

Leviticus 26:14-26

14 ¶  Maar als jullie mij niet gehoorzamen en deze geboden niet naleven, 15  als je mijn bepalingen naast je neerlegt en mijn regels minacht, als je door mijn geboden niet na te leven het verbond met mij verbreekt, 16  dan zal ik van mijn kant jullie het volgende aandoen: Ik zal een verschrikkelijk onheil over jullie brengen, tering en slopende koortsen zullen het licht in je ogen doven en je de adem afknijpen. Je zult je land inzaaien, maar voor niets, want je vijanden zullen ervan eten. 17  Ik zal mij tegen jullie keren, zodat jullie door je vijanden verslagen worden. Jullie zullen worden overheerst door mensen die je haten, en op de vlucht slaan, zelfs als niemand je verjaagt.18  Als jullie mij dan nog niet willen gehoorzamen, zal ik de straf voor jullie zonden zevenmaal zo zwaar maken: 19  Ik zal de kracht waarop jullie je beroemen breken. De hemel boven je hoofd zal van ijzer zijn en de grond onder je voeten van koper. 20  Je zult je afmatten, maar voor niets, want je land zal geen opbrengst geven en je bomen zullen geen vrucht dragen. 21  Als jullie tegen mij in blijven gaan en mij niet willen gehoorzamen, zal ik de straf voor jullie zonden nog zevenmaal zo zwaar maken: 22  Ik zal wilde dieren op je afsturen, die je van je kinderen zullen beroven en je vee zullen verscheuren. Ze zullen het volk zo uitdunnen dat de wegen er verlaten bij liggen. 23  Als jullie hieruit geen lering trekken en tegen mij in blijven gaan, 24  zal ik op mijn beurt ook tegen jullie in gaan. Zevenmaal zo streng zal ik jullie voor je zonden straffen: 25  Ik zal jullie met het zwaard treffen om de schending van het verbond te wreken. Wanneer jullie je dan in de steden verschansen, zal ik de pest op je loslaten, zodat je aan je vijand overgeleverd bent. 26  Het brood dat jullie staande houdt wordt schaars: tien vrouwen zullen aan één oven genoeg hebben om er hun brood in te bakken en ze zullen met afgepaste rantsoenen thuiskomen. Jullie zullen te eten hebben, maar nooit verzadigd raken. (NBV)

Zo zit het dus, als je je samenleving inricht volgens de richtlijnen die de God van Israël in de woestijn aan het volk heeft gegeven dan kun je daar nog een heleboel plezier aan beleven en blijft er altijd een toekomst voor je nakomelingen. Als je het omgekeerde doet en je samenleving inricht volgens het gezegde van ieder voor zich, ieder een eigen verantwoordelijkheid en delen is onrechtvaardig omdat het de armen en de middeninkomens treft dan krijg je nog een hoop ellende over je heen en moet je maar afwachten of er wel een toekomst voor je nakomelingen zal zijn. Het gedeelte dat we vandaag lezen is tot het volk Israël gericht. Een zwak volk. Het was ontstaan uit een groep slaven die het land Egypte was uitgegooid omdat bij hun de eerstgeborene niet was gestorven. Ze hadden jarenlang door de woestijn gezworven en daar een aantal richtlijnen voor de inrichting van de samenleving opgedoken. Uiteindelijk hadden ze zich in het vruchtbare Kanaän gevestigd. En wie in Rome is doet er het best aan zich als een Romein te gedragen. Zo was Israël meegegaan in de verering van de goden van Kanaän.

Een dergelijk volk met zo’n verleden kan het nooit opnemen tegen de wereldmachten. Zelfs niet tegen de buurvolken die er langer wonen en die al generaties de juiste goden hebben vereerd. Plunderingen worden dan hun deel. Alle bescherming tegen onderdrukking en geweld is weggevallen. In de woestijn ging je dan in een kring staan maar dat helpt in een gevestigd vruchtbaar land niet. Zelfs dikke muren zijn niet bestand tegen goed geoefende legermachten. Het staat er alsof de God van Israël zijn volk zal straffen, zeven maal zo zwaar als de tegenslagen die iedereen kan overkomen. Maar wie verbreekt hier het Verbond? Dat is het volk zelf. Dat volk bevrijdt zich van de regels voor een menselijke samenleving om de goden van winst en profijt, de goden van klatergoud en winstbejag, te volgen. Maar die goden zwijgen in tijden van nood maar vragen mensenlevens als offer. In de Bijbel staat zelfs dat het volk Israël hun kinderen levend lieten verbranden als offer voor de Kanaänitische god Moloch. Let overigens eens op de namen die gebruikt worden. Baäl betekent Heer, Moloch is verwant aan het Hebreeuwse woord voor Koning.

Wie je als Heer beschouwd of wie je je Koning noemt is dus een belangrijke vraag. Ga je met mensen om omdat de bestaande samenleving dat nu eenmaal van je vraagt of ga je met mensen om zodat er volgens de richtlijnen van God een menselijke samenleving ontstaat. Welke keuze je maakt is te zien aan de mensen. Hoe ga je om met vreemdelingen? Er staat geschreven dat je vreemdelingen lief moet hebben, maar de Verenigde Naties heeft ons daarvoor op de vingers getikt. Telkens weer komen er ook mensen in verzet tegen een onmenselijk uitzettings- en toelatingsbeleid dat mede gevestigd blijkt op geruchten die niet op waarheid kunnen worden onderzocht. De weduwe en de wees, de armen nemen een belangrijke plaats in de Bijbel in. Telkens weer wordt hun positie in de samenleving als toetssteen gebruikt voor de vraag wie je Heer en wie je Koning noemt. Over de zorg wordt in ons land geklaagd, het is te zuinig, te weinig of het is te duur. Alleen voor de rijken is het eenvoudig, als je zorg nodig hebt dan huur je die zelf in. Samenwerken om samen de lasten van de zorg te dragen zou zorg alleen maar duurder maken, duurder voor de rijken en de middeninkomens dus. Ook aan ons de vraag wie wij Koning en wie wij Heer noemen. Paulus schrijft ergens dat geen machten en krachten hem af kunnen houden van de Liefde die Christus van ons vraagt. Geldt dat voor ons ook?

Plaats een reactie