Stel een koning over hen aan.

1 Samuel 8:1-22

Wat moeten we met een verhaal over een primitief volk dat zo graag een koning wil? Wij hebben een koningshuis en we hebben er voor gezorgd dat het koningshuis nauwelijks macht meer kan uitoefenen over het volk. Een dienstplicht invoeren om een fraai leger te vormen dat kan niet. Het afpikken van land om de hofhouding te kunnen voeden, dat kan niet. Het heffen van belastingen om er groots van te kunnen genieten, dat kan niet. Het opleggen van zogenaamde Herendiensten die de onderdanen zonder betaling moeten verrichten, dat kan niet. Er kan dus een heleboel niet wat je in de dagen van Samuël wel van een vorst kon verwachten. Maar een koning in de dagen van Samuël is niet beter dan de slechtste rechter. De zonen van Eli, bij wie Samuël in opleiding was geweest, deden hetzelfde als de zonen van Samuël, die Samuël zo graag als zijn opvolger had gezien.

Als je toch met corrupte bestuurders te maken hebt dan lijkt een koning toch mooier, dat hadden ze immers in de buurlanden ook en daar zaten optochten en feestdagen aan vast en daartegen keek iedereen op. Dat laatste is ook in onze dagen het geval. De meest Christelijke omroep de EO, die zich er op voorstaat in al haar programma’s het Evangelie uit te dragen, is de enige die een wekelijks programma heeft rond de Europeese vorstenhuizen. De pracht en praal van die vorstenhuizen wordt breed uitgemeten. We moeten vooral tegen de vorstenhuizen opkijken. Dat de Bijbel blijkens het gedeelte dat we vandaag uit het eerste boek Samuël lezen zich zeer verzet tegen deze invulling van het koningschap komt kennelijk bij de EO niet op. Het weerhoudt deze merkwaardige omroep er niet van het klatergoud van de vorstenhuizen breeduit uit te meten.

Ondertussen moeten wij niet vergeten dat het Koningschap een vorm van regering is naast andere vormen die we pas in onze dagen tot ontwikkeling hebben zien komen. De democratie is bijvoorbeeld nog maar zeer jong. De discussie in het Bijbelgedeelte van vandaag gaat dan ook niet in de eerste plaats over de pracht en praal maar over wie nu eigenlijk de wetten van het land gaat bepalen. Laten we ons regeren door de Wet van de God van Israël, heb God lief boven alles en dat doe je door je naaste lief te hebben als jezelf, of maak je de machtigen machtiger en bescherm je de rijkdom van de rijken? Met andere woorden: wordt er door een regering in de eerste plaats gelet op de minsten, op de hongerigen, op de weduwe en de wees of wordt er ruimte geschapen voor het eigenbelang van de sterksten? Juist in onze dagen van democratie hebben we als volk opnieuw de keus die het volk Israël had ten tijde van Samuël. Als we geleerd zouden hebben van de geschiedenis kiezen we voor God. Maar het lijkt er niet op, we zullen de discussie elke dag opnieuw moeten voeren, ook vandaag weer.

Plaats een reactie