Wie de kleinste onder jullie allen is

Lucas 9:37-50
 
Een ongelovig en dwars volk zijn we vaak. Bang voor geesten en demonen, bang voor tegenwerking en mislukking, bang voor ons eigen hachje. Is er een jongen die genezing behoeft, kennelijk van een epileptische aandoening, staan we met onze handen in het haar en raken we in paniek in plaats van die jongen een eigen plaats in onze samenleving te geven. Het kwade te negeren en het goede te doen, daar komt het ook voor ons op aan. Als God liefde is dan komt de grootheid van de liefde juist tot uiting in het liefhebben van mensen. Als je werkelijk van mensen houdt dan gebeuren er dingen die je niet voor mogelijk had gehouden. Dat betekent niet dat je altijd liefjes moet zijn. Jezus van Nazareth spreekt het kwade in dit verhaal streng toe, dat wat kwaad is moet worden bestreden. Daar kun je natuurlijk wel weerstand van ondervinden. Mensen die uit gemakzucht of gewinzucht het kwaad bedrijven, groot of klein, zullen dat niet snel opgeven. Ze zullen zich verzetten tegen de oproep hun gedrag te veranderen, zich te bekeren heette dat vroeger. Maar juist liefde, ook voor mensen die het verkeerde doen, brengt met zich mee dat je onophoudelijk het goede blijft voorhouden. Juist in die liefde verdwijnt de angst om afgewezen te worden, voor raar en vreemd versleten te worden, voor dwars uitgemaakt te worden. Het goede en niets dan het goede is in de Liefde onze richtlijn. Dan spreek je mensen aan op hun gedrag, organisaties op hun effect op mensen, en de samenleving op de manier waarop ze mensen een plek geven. Sommige mensen stoppen daar waar de samenleving zelf ter sprake moet komen. Ze noemen dat politiek en denken dan dat het goede, dat de Liefde, dat God, niet te maken kan hebben met de manier waarop wij onze samenleving hebben ingericht. Ze vergeten dat we het zelf zijn, via onze democratische instituties, die hebben uitgemaakt hoe we met mensen omgaan. Natuurlijk, we hebben samen besloten de doodstraf af te schaffen, maar waarom besluiten we samen net zo gemakkelijk om gehandicapten en zieken maar buiten de samenleving te laten staan. We besluiten om gebouwen en openbaar vervoer ontoegankelijk te houden voor mensen die slecht ter been zijn. we besluiten samen om het voor lief te nemen dat in bedrijven geen ruimte wordt gemaakt voor mensen met een beperking. Daar waar God vraagt het goede te doen voor de minsten onder ons blijven wij een dwars volk, ongelovig in de mogelijkheden die mensen geboden zijn en bang voor de gevolgen. Mensen zijn niet gelijk maar wel gelijkwaardig en over die gelijkwaardigheid gaat het ook vandaag in het stuk dat we uit het Evangelie van Lucas lezen. Alle mensen waren immers onder de indruk van wat Jezus van Nazareth had gedaan. De beweging die rondom die Jezus van Nazareth was ontstaan groeide en groeide. Jezus van Nazareth zelf relativeerde dat belang. Vandaag nog populair morgen in de gevangenis, zo was het Johannes de Doper vergaan zo zou het ook Jezus van Nazareth kunnen vergaan. Maar op het hoogtepunt van een beweging is het moeilijk voor te stellen dat er een eind aan komt, ja zelfs dat men er een afkeer van zou kunnen krijgen. Jezus van Nazareth zet echter de beweging niet centraal en zeker ook zichzelf niet. Hij zet de zwakken centraal in de samenleving. Een kind wordt in dit verhaal als voorbeeld genomen. Als je voor een kind weet te gaan zorgen dan ben je pas belangrijk, wie zichzelf dienstbaar maakt, wie dus de kleinste is, is volgens Jezus van Nazareth pas groot. Daar kunnen we vandaag een voorbeeld aan nemen.

Plaats een reactie