De oprechten vinden geluk

Spreuken 28:1-15

De verzameling spreuken en onderwijzingen die op last van Koning Hizkia waren verzameld en die wij dezer dagen lezen begon met spreuken en onderwijzingen over het recht. Vandaag zijn we aangekomen bij de vraag hoe mensen elkaar tot hun recht kunnen laten komen. In elk geval niet door te doen als de laffe angsthazen die al vluchten ook al is er niemand die hen achtervolgt. Wij kennen die in ons eigen land maar al te goed als mensen die de ene bevolkingsgroep tegen de andere proberen op te zetten alleen omdat ze doodsbang zijn voor een verwante godsdienst die zich wat anders uit als wat ze gewend zijn. In Israël in de dagen van Hizkia volgden de koningen elkaar in hoog tempo op. Maar ook in onze dagen heeft de democratie last van een hoog slijtagegehalte. Populaire stromingen dringen om de gunst van de kiezer. De Spreukenschrijver waarschuwt tegen dat soort populisme en wijst op het belang van leiders met kennis en inzicht die kunnen zorgen voor blijvende rust, stabiel en betrokken. En voorspoed kan zich ook tegen je keren. Een boer die wacht op de noodzakelijke regen zal diezelfde regen verwensen als het een vloed is die de oogst wegspoelt. Als je overigens wil weten hoe politici de wet willen houden dan geeft de Spreukenschrijver daar een goede richtlijn voor, wie de goddeloze prijst leeft de wet niet na en wie tegen de wetteloze vecht neemt de wet in acht. En kwaadaardige mensen geven voor niets van de wet te begrijpen. Hoe vaak rechters in ons land zelfs nog moeten horen dat automobilisten niet wisten dat de maximum snelheid op 120 kilometer per uur ligt is onvoorstelbaar. Verstandige mensen begrijpen dat er regels nodig zijn om iedereen tot zijn of haar recht te laten komen. En dan de verhouding tussen rijk en arm. De Bijbel is niet tegen rijken, de Bijbel is tegen armoede. Een rijke die handelt in de Geest van de Bijbel deelt zijn rijkdom met armen die niet voor zichzelf kunnen zorgen. Daarom beter een eerlijke arme dan een oneerlijke rijke. Daarom is een zoon die met brassers omgaat iemand die zijn vader te schande maakt, die vader heeft wel geld om zijn zoon te laten brassen maar heeft kennelijk niets over voor de armen. Het vragen van woekerrente was in Israël niet alleen verboden maar zo vreselijk schandalig dat degene die het durfde vragen uiteindelijk al zijn bezit zou verliezen, dat zou dus verdeeld worden onder de armsten. Maar je vroom en godsdienstig voordoen als de de wet van heb uw naaste lief als uzelf overtreedt is gruwelijk, net als het op het slechte pad brengen van oprechte mensen. De armen laten zich overigens niet zo gemakkelijk om de tuin leiden door de rijken. Als de beschermers van armen de macht hebben neemt de onvrede over regeringen toe. Als mensen eerlijk voor hun fouten uitkomen wordt hen dat wel vergeven. Maar onderdrukkers worden vergeleken met roofdieren. Zij hebben voor hun leven te vrezen. Nee wie winstbejag haat zal lang regeren. Daarmee zijn we terug bij Koning Hizkia, maar ook bij onze eigen bestuurders in het land, de provincie en de gemeente. Want ook voor hen geld dat wie kromme wegen gaat wel eens plotseling ten val kan komen. Ook vandaag, aan ons om daar goed op te letten.

Plaats een reactie