Met wie wil je God vergelijken

Jesaja 40:12-20
Dat willen we maar al te graag. God met iets of iemand vergelijken. We spreken over God vaak als over een mens. God woont in de hemel heet het dan, of dat dan wat duidelijk maakt, want die hemel is hoger dan de blauwe luchten en de sterretjes van goud wisten de kinderen al te zingen. God was tot verbazing van de ruimtevaarders al niet in de ruimte te vinden. Echte gelovigen hadden dit gedeelte uit het boek van de Tweede Jesaja al gelezen en al bedacht dat God daar tussen maan en aarde in elk geval niet te vinden zou zijn en ook niet verder in het helal. Zulke menselijke maten zijn op God niet van toepassing, daarmee is God ook niet te meten, zelfs niet in lichtjaren. God gaat alle verstand te boven. Er is een tijd geweest dat Griekse filosofen alles onder woorden wilden brengen, alles moest kunnen worden bedacht en aan regels worden onderworpen die uit het denken voortkwamen. Ook de goden moesten beantwoorden aan regels. Maar toen die regels toegepast werden op de God van Israël toen bleek die niet aan die regels te voldoen. De conclusie was zeer eenvoudig, God bestaat niet. In de tijd van de verlichting, toen de meeste natuurwetten werden ontdekt leefde het verlangen weer op om God onder woorden te kunnen brengen en de natuurwetten te ontdekken waaraan de God van Israël zou voldoen. Ook dat experiment lukte niet en opnieuw moest worden vastgesteld dat God niet bestaat. Het bestaan van God is een vergelijking die wij mensen graag maken. Maar de Tweede Jesaja schrijft al dat God helemaal nergens mee te vergelijken is. In zijn tijd werden goden afgebeeld door kundige ambachtslieden. Prachtige kunstwerken konden worden vervaardigd die de goden afbeelden. Alleen een beeld van de God van Israël bestond niet. Jezus van Nazareth, die Gods zoon genoemd zou worden, zou veel later zeggen dat niemand God kon zien als men niet naar Jezus van Nazareth keek. Daarbij ging het dan om wat hij deed en waartoe hij opriep. In het verhaal van Israël over hun verhouding met God ging het om een verbond waarbij God zou zorgen voor dat volk en dat volk hun naaste lief zou hebben als zichzelf. Dat volk bestaat nog steeds. Dat volk ging in ballingschap maar keerde terug naar het land dat hen geschonken was. Daar schrijft deze Jesaja over en dat is voor hem een wonder. Volken die in ballingschap gaan verdwijnen meestal in de geschiedenis. Alleen als ze op elkaar steunen, de zwaksten onder hen weten te helpen en niet de godsdienst overnemen van het land waarheen ze vervoerd zijn dan overleven ze. Wij kunnen dus ook geloven in een God die volgens de natuurwetten en de filosofie niet bestaat. We doen dat door te luisteren naar het verhaal over die God en te doen wat in het verhaal aan mensen wordt gevraagd, je naaste liefhebben als jezelf, ondanks alles. Dat kan ook vandaag weer.

Plaats een reactie