Doe alles wat ik U geleerd heb

Filippenzen 4:1-9
 
 Het hoofdstuk dat we vandaag lezen heeft een paar aangename verrassingen in petto. Ook hier komen een paar vreemde namen voor van wie de meesten onder ons nog nooit gehoord zullen hebben. Euodia en Syntyche, voorgangsters, collega’s van Paulus. Vrouwen in het ambt voor het jaar 100, de brief is van voor het jaar 100, is wel even schrikken voor kerken waar eeuwenlang de mannen de dienst hebben uitgemaakt. In sommige commentaren wordt dan ook gewoon de functie van de vrouwen ontkend. Of wij hebben het volgens die commentaren niet goed begrepen of Paulus heeft het niet goed begrepen. Maar dat mannen het zelf niet goed begrepen kunnen hebben komt niet bij de geleerde schrijvers op. Paulus schrijft in een andere brief dat er in Christus geen mannen of vrouwen zijn. Dat wereldse onderscheid is verdwenen daar waar het nieuwe rijk van Jezus gaat aanbreken. Voor een gemeente die pas is ontstaan uit mensen van heel verschillende achtergronden was dat kennelijk ook even wennen, gezien de oproep eensgezind te blijven. Sommige geleerden veronderstellen dat de beide voorgangsters het lang niet altijd eens waren over de koers die de jonge gemeenschap moest volgen. Daarom ook de oproep aan Syzygus hen te helpen. De naam van Syzygus is vertaald met goede vriend zodat zijn naam uit de Bijbel die wij lezen verdwenen is. Dat mag natuurlijk, want nu is de oproep om de gemeente te helpen één te blijven en de voorgangers daarin bij te staan tot ons allemaal gericht. Discussies in een kerk zijn dus niet van de laatste tijd maar van alle tijden, daar is het zelfs me begonnen.  De oproep van Paulus om altijd verheugd te blijven kan ons vandaag weer aan het werk zetten, en met de wens dat we altijd vriendelijke mensen mogen zijn was Paulus de campagne over het korte lontje wel heel erg ver vooruit. Paulus heeft het dus niet zomaar over de blije mensen die blij zijn omdat Jezus in hun hartje woont. De Heer moet onze vreugde blijven, de enige baas op deze wereld, die alle andere heren en bazen beschaamd doet staan. De Heer die ons gezegd heeft dat de Heer dienen onze naaste liefhebben als onszelf is, die naaste zal ons dus de vreugde moeten geven waarover Paulus hier schrijft. Daarvoor mag je God vragen, het enige wat je nodig hebt is immers je dagelijks brood, daarvoor mag je God ook danken. Als je niet meer hebt na te streven dan je dagelijks brood dan heb je een vrede die alle verstand te boven gaat, een onthaasting die ruimte biedt om naar de naaste om te zien.  En Paulus somt nog eens op wat het goede is en niet dan het goede dat we zouden moeten nastreven, ook vandaag weer, alles wat edel is, wat rechtvaardig is en wat zuiver is. We zullen het er mee moeten doen, als we het dan ook maar doen.

Plaats een reactie