Als een zuil van rook,

Hooglied 3:6-11
6 Wie is zij, die daar komt uit de woestijn als een zuil van rook, in een wolk van wierook en mirre, in een geur van kostbare kruiden? 7 Kijk! Salomo’s draagstoel, omringd door zestig helden uit de keurtroepen van Israël, 8 allen met de hand op het zwaard, geoefend in de strijd, ieder met het zwaard op de heup, bedacht op nachtelijk gevaar. 9 Een draagkoets maakte koning Salomo, een koets van cederhout. 10 De stijlen zijn van zilver, het baldakijn van goud, de zetel is van purper. Hij is versierd met tekens van liefde door de meisjes van Jeruzalem. 11 Kom kijken, meisjes van Sion, kijk naar koning Salomo! Kijk! De kroon waarmee zijn moeder hem tooide op zijn bruiloftsdag, de dag die zijn hart zo verblijdt.(NBV)
Vandaag een feestlied over hoe het allemaal begonnen is. Het slavenvolk trekt zwervend door de woestijn het beloofde land binnen. In het Hooglied lopen de beelden van de twee geliefden en het beeld van het volk Israel als bruid van de Ene soms door elkaar. De meisjes hier geven weer commentaar en doen net of de bruidsstoet is samengesteld door de rijkste en meest wijze koning die Israel heeft gehad, Salomo. En was volgens Salomo het begin van alle wijsheid niet het ontzag voor de richtlijnen die God in de woestijn aan het volk heeft gegeven? Juist, en daar komt die bruid vandaan, van de Wet van de liefde. Prachtige beelden zijn het. Toch moeten we er ook mee oppassen. We moeten de beelden niet in rook doen opgaan. Het verhaal van Israel en het verhaal van Jezus van Nazareth moet, als we ze na vertellen, of als we er in mee willen doen, te maken blijven hebben met de werkelijkheid van alle dag.
Zo gemakkelijk laten we ons meeslepen met de prachtige taal zoals hier in het Hooglied wordt gezongen. Stille, oude kerken, met eerbiedwaardige orgels en hun plechtige galm, willen daar ook wel eens toe verleiden. De barre, boze, wereld hoort daarin immers niet thuis. Maar het gaat wel over die barre, boze, buitenwereld en hoe die moet veranderen in de wereld waarvan God zei dat die goed was. Mensen van de kerk vergeten dat nog wel eens gemakkelijk. We hebben soms net als Judas allemaal wel eens de neiging om de komst van het goede te forceren. Het afdwingen van dat wat je goed vindt zit ons allemaal in het bloed, fundamentalistische terroristen laten dat zien en behoeden ons hopelijk om aan die verkeerde neiging toe te geven. Maar om nu Judas als verrader typisch Joods te noemen zoals een dominee in Wassenaar deed en dan de Jood en niet de terrorist in onszelf te veroordelen en ook nog Hitler op Bijbelse grond te zetten is door en door fout. Alles wat de nazi’s deden en zeiden was en is tot in de kleinste details fout en te veroordelen, en dat zal het ook blijven. Misschien dat die dominee het daar wel mee eens is maar hij zei iets anders in zijn preek.
Aan de andere kant staat dat de samenleving wel aangesproken moet worden op datgene wat er fout gaat. Zo schrokken in Leek de kerkgangers toen verkondigd werd dat de verantwoordelijkheid die de grootste regeringspartij nam voor het asielbeleid, van er uit of op straat, wel erg in strijd is met de Bijbelse boodschap. Partijpolitiek werd geroepen. De scheiding van kerk en staat betekent daarbij dat je in de kerk niet zomaar kan zeggen wat in de Staat niet mag, maar dat je als kerk moet zeggen wat er in de staat fout gaat als je kijkt met de ogen van God. Juist de scheiding tussen kerk en staat maakt dat de kerk in vrijheid moet kunnen zeggen waar de weerbarstige werkelijkheid van onze wereld zich te ver verwijderd van de richtlijnen voor de menselijke samenleving. Want pas als de samenleving werkelijk een menselijke samenleving is krijgen we een feest zoals in het Hooglied wordt bezongen.

Plaats een reactie