Het vredeoffer

Leviticus 7:11-27

11 Dit zijn de voorschriften voor het vredeoffer dat aan de HEER wordt aangeboden: 12 Wie het offer als dankbetuiging aanbiedt, offert bij het offerdier dikke ongedesemde broden, met olijfolie bereid, dunne ongedesemde broden, met olijfolie bestreken, en dikke broden van fijne tarwebloem, doordrenkt met olijfolie. 13 Aan deze gaven, die hij tegelijk met het offerdier moet brengen, moet hij ook gedesemde broden toevoegen. 14 Van elke soort brood wordt er één apart gehouden en aan de HEER geschonken. Die zijn bestemd voor de priester die het bloed van het offerdier tegen de zijkanten van het altaar heeft gegoten. 15 Het vlees van dit dankoffer moet gegeten worden op de dag dat het wordt aangeboden, het mag niet tot de volgende dag bewaard worden. 16 Een dier dat wordt aangeboden als gelofteoffer of als vrijwillige gave, moet gegeten worden op de dag dat het wordt aangeboden, maar wat overblijft mag de volgende dag worden gegeten. 17 Wat er daarna nog van het vlees van het offerdier over is, moet op de derde dag worden verbrand. 18 Als er op die dag nog van het offervlees wordt gegeten, zal het offer niet worden aanvaard en komt het de offeraar niet ten goede. Het is verwerpelijk en wie ervan eet, zal de gevolgen van zijn zonde dragen. 19 Ook offervlees dat met iets onreins in aanraking is geweest, mag niet gegeten worden maar moet worden verbrand. Iedereen die rein is mag van het offervlees eten, 20 maar wie onrein is en van het vredeoffer voor de HEER eet, wordt uit de gemeenschap gestoten. 21 Wie iets onreins van een mens of een dier heeft aangeraakt of in aanraking is geweest met onrein gedierte en daarna van het vlees van het vredeoffer voor de HEER eet, wordt uit de gemeenschap gestoten.”’ 22 De HEER zei tegen Mozes: 23 ‘Zeg tegen de Israëlieten: “Vet van een rund, een schaap of een geit mogen jullie niet eten. 24 Het vet van een dier dat een natuurlijke dood is gestorven en het vet van een doodgebeten dier mag overal voor worden gebruikt, maar het mag niet worden gegeten. 25 Wie vet eet van een dier dat als offergave aan de HEER mag worden aangeboden, zal uit de gemeenschap worden gestoten. 26 Bloed mogen jullie evenmin eten, waar jullie ook wonen, geen bloed van vogels en geen bloed van landdieren. 27 Wie bloed eet, zal uit de gemeenschap worden gestoten.”’ (NBV)

“Vrede op aarde” Rond de kerst kunnen we dat niet hard genoeg zingen. En het bereiken van een vrede met een vijand wordt vele jaren herdacht. Maar vrede krijgen we niet zomaar. Voor het krijgen van vrede is heel wat nodig. We moeten bereid zijn om met de vijand te gaan praten en rond de tafel te gaan zitten. Uit de geschiedenis moeten we leren dat het vernederen van de vijand niet helpt bij het krijgen van een blijvende vrede. Beter voor het bereiken van een vrede is het samen maaltijd houden. Aan elkaar laten weten dat je bereid bent zelfs je voedsel met elkaar te delen in plaats van met elkaar strijd te voeren en elkaar het leven te benemen. Juist omdat het bereiken van vrede zo moeilijk is geeft het sluiten van vrede extra vrede.

Dat je mensen, ook je vijanden, serieus mag nemen, dat je met ze mag eten en drinken, leren we ook van de God van Israël. Pas als vijanden dat blijven weigeren worden ze door de God van Israël verworpen. Als er vrede gesloten wordt dan mag je de God van Israël daar extra dankbaar voor zijn. Alleen een offerdier, of alleen een graan of broodoffer volstaat niet. Een complete maaltijd moet geofferd worden. Een maaltijd die laat zien hoeveel rijkdom en geluk vrede wel niet kan opbrengen. Verschillende soorten brood moeten worden geofferd en van elk van die broden graat er één naar de dienstdoende priester. Die mag het brood opeten. Ook het vlees mag gegeten worden maar welk direct in het verlengde van het brengen van het offer. Je mag het niet lang bewaren.

Maar uit het brengen van een offer waarvoor een dier moet worden gedood moet ook de eerbied blijken die je voor het leven van een dier hoort te hebben. Je mag er niet zomaar mee omgaan, zo onverschillig dat het onrein wordt, maar je moet alle ongerechtigheid hebben verwijderd. Iedereen die van het vlees eet moet zich dan ook ritueel gewassen hebben zodat iedereen die mee eet rein is. Het vet van een dier is het voedsel dat een dier voor slechte tijden nodig heeft, dat eet je dus niet. In het bloed zit het leven van het dier, dat eet je dus ook niet. De priester giet het bloed voorzichtig langs de zijkanten van het altaar geschonken. Het leven dat God heeft gegeven keert weer terug naar God. Het brengen van een offer en alle voorschriften daar drukken de dankbaarheid en de vreugde uit voor de vrede. Wij mogen daar ook wel eens aan denken als wij feesten ter gelegenheid van vrede uit de hand laten lopen. Ook onze vrede hebben wij van God gekregen.

Plaats een reactie