Wie zich geen schaap of geit kan veroorloven

Leviticus 5:1-13

1 Wie zondigt doordat hij geen gehoor geeft aan een met een vervloeking bekrachtigde oproep om te getuigen, terwijl hij het misdrijf wel heeft gezien of ervan weet, maakt zich strafbaar. 2 Ook wie vergeet dat hij in aanraking is geweest met iets onreins, zoals het kadaver van een wild of tam dier of het kadaver van een kruipend dier, en daardoor onrein blijft, maakt zich schuldig, 3 net als iemand wie het is ontschoten dat hij in aanraking is geweest met de onreinheid van een mens, van welke aard dan ook, 4 of die vergeet dat hij een onbezonnen eed heeft gezworen, ten goede of ten kwade, of hoe dan ook. 5 De betreffende persoon moet, zodra hij zich van zijn schuld bewust wordt, openlijk uitspreken wat hij misdaan heeft 6 en de HEER hiervoor bij wijze van genoegdoening een vrouwelijk dier, een ooi of een geit, als reinigingsoffer aanbieden. De priester zal voor hem de verzoeningsrite voltrekken. 7 Wie zich geen schaap of geit kan veroorloven, moet als genoegdoening twee tortelduiven of twee jonge gewone duiven aan de HEER offeren, één als reinigingsoffer en één als brandoffer. 8 Hij moet ze naar de priester brengen, en deze brengt eerst de duif die als reinigingsoffer bedoeld is naar het altaar. De priester moet het dier achteraan bij de nek de kop afknijpen, maar hij mag die niet van het lichaam scheiden. 9 Hij sprenkelt wat bloed van het offerdier tegen de zijkant van het altaar, en de rest van het bloed laat hij aan de voet van het altaar uitlekken. Dan is het geschikt als reinigingsoffer. 10 De tweede duif moet hij als brandoffer opdragen, overeenkomstig de voorschriften. Zo voltrekt de priester voor de persoon in kwestie de verzoeningsrite voor wat hij misdaan heeft, en krijgt deze vergeving. 11 Wie geen twee tortelduiven of twee jonge gewone duiven heeft, moet als reinigingsoffer voor wat hij misdaan heeft een tiende efa tarwebloem aanbieden. Er mag geen olie over worden gegoten en er mag geen wierook op worden gelegd, het is immers een reinigingsoffer. 12 De bloem wordt naar de priester gebracht, en deze neemt een handvol ervan als teken voor de hele offergave en verbrandt dit samen met de andere offergaven voor de HEER op het altaar. Dan is de gave geschikt als reinigingsoffer. 13 Zo voltrekt de priester voor de persoon in kwestie de verzoeningsrite voor wat hij misdaan heeft, en krijgt deze vergeving. Wat overblijft is, net als bij het graanoffer, bestemd voor de priester.”’ (NBV)

Denk nu niet dat alleen slechte mensen kunnen zondigen. Het gedeelte van vandaag begint met een zonde van goede mensen die niettemin toch de samenleving in wanorde kunnen brengen met hun zonde. Als de overheid je dagvaart om te getuigen bij een misdrijf dan ben je verplicht te komen. Dat is ook in onze rechtspraak zo. Een getuigenis kan als bewijs voor het misdrijf worden behandeld en aangezien we uit zijn op een samenleving zonder misdrijven is die getuigenis van het grootste belang. Ook al hebben we in onze dagen veel aan technisch sporenonderzoek, tot aan DNA toe, getuigen blijven belangrijk. Er zijn nog steeds zaken die het voornamelijk van getuigen moeten hebben.

Nu gebeurt het ons allemaal wel eens dat we onbedoeld of ongemerkt dingen doen die niet helemaal goed zijn. We vergeten de handen te wassen na toiletbezoek, we rapen een dood dier op omdat we denken die te kunnen reanimeren. We leggen een getuigenis af die zekerder klinkt als in werkelijkheid kan. Het zijn kleine fouten die grote gevolgen kunnen hebben voor de samenleving. Daarom verstoren ze het verbond met de God die de mensen had aangeraden juist zorgvuldig te zijn. Besmetting met een ziekte is zo gebeurt, daarom is vaccinatie van groot belang en een geschenk van God voor een dichtbevolkte samenleving. En een getuigenis die leidt tot de veroordeling van een onschuldige is een ramp voor de betrouwbaarheid van de rechtspraak.

Bij de offers die hier worden voorgeschreven wordt ter dege rekening gehouden met het inkomen en vermogen van degene die de samenleving in gevaar heeft gebracht. Zo belangrijk is dat iedereen zorgvuldig blijft werken. Voor er wordt geofferd moet de persoon in kwestie dan ook hardop vertellen wat die verkeerd heeft gedaan. Dan volgen de offervoorschriften voor de rijken, de middeninkomens, de lagere inkomens en de armen. Jozef en Maria zullen na de geboorte van hun zoon twee duiven offeren, ze behoorden dus tot de lagere inkomensklassen in de samenleving. Door dat onderscheid te maken wordt iedereen gelijkelijk bestraft voor de dezelfde daad. Bij ons is dat niet zo, naar verhouding moeten de armen een groter deel van hun inkomen of bezit afstaan als de rijken. Duizend euro is voor de een een fooi en voor de ander een maandsalaris. De Bijbel geeft een ander voorbeeld, niet de straf is waar het om draait, maar het herstel van de maatschappelijke orde is het doel. We kunnen er nog veel van leren.

Plaats een reactie