Hun tong is afgericht op liegen

Jeremia 9:1-15

Ach, had ik maar een nachtverblijf in de woestijn. Ik zou mijn volk verlaten, van hen weggaan.’ ‘Ze zijn allen even trouweloos, het is een bende bedriegers. 2  Ze spannen hun tong als een boog, ze schieten met bedrog en onbetrouwbaarheid. Hun macht in het land neemt almaar toe, ze stapelen wandaad op wandaad en willen van mij niets weten- spreekt de HEER. 3  Wees allen op je hoede voor vrienden, verlaat je niet op je broers. Elke broer bedriegt als Jakob, elke vriend strooit lasterpraat rond. 4  De een bedriegt de ander, de waarheid spreken ze niet. Hun tong is afgericht op liegen, ze kunnen niet anders meer. 5  Onderdrukking volgt op onderdrukking, bedrog op bedrog. Ze willen van mij niets weten- spreekt de HEER. 6  Daarom-dit zegt de HEER van de hemelse machten: Ik ga hen smelten en zuiveren. Wat kan ik anders doen met mijn volk? 7  Hun tong is een moordende pijl, hun mond spreekt bedrieglijke woorden. Ze doen allervriendelijkst tegen elkaar, maar leggen heimelijk een valstrik. 8  Zou ik hen hierom niet straffen? -spreekt de HEER. Zou ik mij niet wreken op een volk dat zoiets doet?’ 9  ‘Ik weeklaag om de bergen, om de weidegronden hef ik een klaaglied aan. Ze zijn verwoest, niemand trekt er nog doorheen, niemand hoort nog kudden blaten. Vogels en vee, alles is op de vlucht.’ 10  ‘Ik maak Jeruzalem tot een ruïne, tot een oord voor jakhalzen. Ik maak Juda’s steden tot een woestenij, waar niemand meer kan wonen. 11  Wie inzicht heeft, moet dit doorgronden, wie naar de HEER geluisterd heeft, moet het verkondigen.’  ‘Waarom wordt dit land te gronde gericht, verschroeit het als een woestijn, waar niemand nog doorheen trekt?’ 12 ¶  De HEER zei: ‘Omdat ze de wet die ik hun voorgehouden heb niet in acht hebben genomen. Ze hebben niet naar mij geluisterd en niet volgens mijn wet gehandeld, 13  maar hebben zich laten leiden door hun koppige hart. Ze zijn achter de Baäls aan gelopen, zoals ze van hun voorouders hebben geleerd. 14  Daarom-dit zegt de HEER van de hemelse machten, de God van Israël: Ik geef dit volk alsem te eten en giftig water te drinken, 15  en ik zal hen verstrooien onder volken die zij en hun voorouders nooit hebben gekend. Ik zal hen achtervolgen met het zwaard, totdat ik hen vernietigd heb. (NBV)

De afgodendienst maakt het volk van Israël tot een volk als alle anderen. Het kwaad dat wordt bedreven is dus geen teken van de kwaadaardigheid van Israëlieten maar van de verdorvenheid waar de God van Israël alle volken wil bevrijden. Het gedeelte van vandaag wordt nog wel eens een enkele keer misbruikt door antisemieten die dan roepen van zie je wel hoe slecht die Joden zijn. Onzin dus. De God van Israël heeft zich een volk gekozen om alle andere volken te laten zien dat het echt mogelijk is om in vrede en welvaart te leven volgens de richtlijnen van die God. Eén van die richtlijnen is het “Gij zult niet doden.” Maar het volkje dat door God werd verkozen was een klein slavenvolk. Het werd in Egypte zwaar onderdrukt en bijna uitgeroeid. Het bewoonde uiteindelijk een landje dat geklemd lag tussen de wereldmachten uit de tijd van Jeremia. Het volgen van de richtlijnen van die God is voor de andere volken heel raar. Je moet toch een sterke krijgsmacht hebben om je tegen het geweld uit de wereld te beschermen.

Machtige bondgenoten horen daar ook bij. In onze dagen wordt dat nog vaak verwezen naar de afloop van de Tweede Wereldoorlog, toen vele volken samenwerkten om het Nazi regiem dat in Europa de macht had gegrepen ten val te brengen. We vergeten vaak te kijken naar de oorzaak van de Tweede Wereldoorlog. Hoe is het mogelijk dat een verstandig en goed opgeleid volk een zo sterk verdorven ideologie aan de macht had helpen brengen. Die oorzaak was mede gelegen in de onrechtvaardige behandeling die de overwinnaars van de Eerste Wereldoorlog de Duitse verliezers gaven. Na de Tweede Wereldoorlog werd dat anders gedaan. Ook Duitsland deelde mee in de hulp van de geallieerden. In de Bijbel is het niet doden een kant van de medaille maar kan niet los gemaakt worden van het betrachten van recht en gerechtigheid. Het heb uw naaste lief als uzelf is vergeten en daardoor zoekt het arme deel van de bevolking gemakkelijk haar steun bij een andere godsdienst als die van de elite. Die godsdienst wordt dan mode en het leed van de afgodendienst is daar.

Wat is nu het antwoord van de God van Israël? Algehele vervolging? Achtervolging tot aan de uithoeken van de aarde? Wie dat in het gedeelte van vandaag leest gaat voorbij aan het doel dat de God van Israël voor deze verschrikkingen geeft. Hij gaat het volk smelten en zuiveren. Allen die zich blijven gedragen als de andere volken zullen voortaan bij die andere volken horen. En de volken van deze wereld voeren voortdurend oorlog met elkaar. Daar is onrecht en onderdrukking te vinden, daar is niemand zeker van zijn leven. Uiteindelijk zal er een minderheid overblijven die ondanks alles, tegen alle verschrikkingen in, blijven vasthouden aan de goddelijke richtlijnen voor een menselijke samenleving. Als die gelovigen weer een volk zijn geworden dat vasthoud aan het vertrouwen op de God van Israël en geen andere goden aanbid dan komt dat volk weer terug naar Jeruzalem. Voor mensen die hongeren en dorsten naar gerechtigheid, de vredestichters en de zorgers voor armen en de mensen aan de kant van de weg, is er dus hoop. Uiteindelijk zal de liefde overwinnen. Daar mogen we ook vandaag nog op rekenen.

Plaats een reactie