Hun een nieuwe geest geven

Ezechiël 11:14-25

14 ¶  Daarna richtte de HEER zich weer tot mij: 15  ‘Mensenkind, het zijn je eigen broeders en zusters, je verwanten en alle andere Israëlieten in ballingschap, tegen wie de inwoners van Jeruzalem zeggen: “Blijf waar je bent, ver verwijderd van de HEER, want aan ons is het land in eigendom gegeven!” 16  Maar geef daarop dit antwoord: “Dit zegt God, de HEER: Al heb ik hen weggevoerd naar verre volken, al heb ik hen over vele landen verspreid en al kunnen ze mij in die landen niet in een tempel vereren, 17  toch zeg ik hun dit: Ik zal jullie weghalen bij die volken, ik zal jullie terugbrengen uit de landen waarover jullie verspreid zijn en ik zal jullie je land teruggeven! 18  Dan zullen zij daarheen terugkeren en alle afschuwelijke afgoden uit het land verwijderen. 19  Dan zal ik hen eensgezind maken en hun een nieuwe geest geven; ik zal hun versteende hart uit hun lichaam halen en hun er een levend hart voor in de plaats geven. 20  Dan zullen ze mijn wetten gehoorzamen en mijn regels in acht nemen. Zij zullen mijn volk zijn en ik zal hun God zijn. 21  Maar wie met heel zijn hart aan deze gruwelijkheden vasthoudt, zal ik laten boeten voor zijn wangedrag-zo spreekt God, de HEER.”’ 22 ¶  De cherubs spreidden hun vleugels uit, de wielen stonden naast hen en de stralende verschijning van de God van Israël bevond zich boven hen. 23  De verschijning van de HEER steeg op vanuit de stad, en verplaatste zich naar de berg aan de oostkant. 24  In het visioen dat God mij had gegeven, tilde de geest mij weer op en werd ik naar de ballingen in het land van de Chaldeeën gebracht. Daar verliet het visioen mij, 25  en ik vertelde de ballingen alles wat de HEER mij had laten zien. (NBV)

De gruwelen die Ezechiël gezien heeft en waarover we de afgelopen hebben gelezen kunnen alleen gevoelens van spijt en afkeer oproepen. De goddeloosheid van de bewoners van Jeruzalem, van de regeerders en de rijken maken het zeer begrijpelijk dat de God van Israël zijn handen van zijn volk had afgetrokken. Maar hoe moet het nu verder? Moeten ze zich maar bij de ballingschap neerleggen en opgaan in het land van de Chaldeeën? Uit Jeruzalem krijgen ze berichten dat ze daar niet meer welkom zijn, de achtergebleven bewoners van de stad redden zichzelf wel en zitten niet te wachten op brave ballingen die weer terug willen naar de oude tijden met een Tempel zonder godenbeeld en een godsdienst van delen met elkaar en vooral met de minsten in de samenleving. Daar zit je dan treurend aan de rivieren van Babel, Psalm 137 zingt ons daarover toe. Zo kwamen de oudsten van Juda, de oudsten van de ballingen naar Ezechiël om te vragen hoe het verder moest. Ezechiël weet dat dus niet gewoon omdat het een intelligente vent is, maar hij luistert naar het woord van God. En Ezechiël is de profeet van het zien.

Hij ziet nog eens hoe het allemaal verkeerd is gegaan, waar de fouten zijn gemaakt die geleid hebben tot de ballingschap en de berichten die ook in zijn dagen naar de ballingen werden gestuurd. Maar het zien van de fouten brengt hem ook op het zien van wat een goede afloop zou kunnen zijn. Die God immers laat nooit varen het werk dat zijn hand is begonnen. Ooit was Abram uit het Ur der Chaldeeën vertrokken om het met die God te wagen en ook in de ballingschap gedragen ze zich als kinderen van Abram. Ze mogen daarom rekenen op terugkeer naar Jeruzalem. Ze mogen zich houden aan de leer van Mozes en de richtlijnen voor de menselijke samenleving die ooit in het midden van de woestijn aan het volk waren gegeven. Hun handelen zal weer in de Geest van God mogen zijn. Ze zullen weer het volk van de God van Israël mogen zijn en de volken laten zien wat er gebeurt als je het met die God waagt en ophoudt de zelfgemaakte idolen achterna te lopen. Dan worden de hongerigen gevoed en de minsten recht gedaan.

Dan wordt de aarde weer zo gebruikt dat God ziet dat het goed is, de aarde is voor de eeuwigheid en niet voor één mensenleven. Ook wij moeten soms terug naar het verleden om voor het heden te leren. Het was nog niet zo heel lang geleden dat roken werd aangeprezen vanwege het gezond makende karakter. Niemand zal nu nog pleiten voor het vrijgeven van roken. Zo weten we dat gasvelden leeg raken, Groningers kunnen ons er alles over vertellen, ook de aardolie raakt dus eens op. Alleen de zon zal blijven schijnen overdag en in de nacht de maan. De wind zal blijven waaien en de regen blijven vallen. We zullen onze samenleving dus zo moeten inrichten dat we generaties lang dankbaar mogen blijven van dat wat God ons gegeven heeft en niet verwoesten en verkwisten wat ook in de toekomst op aarde nodig zal zijn. Dan mogen we ons weer richten naar Jeruzalem en de richtlijnen voor de menselijke samenleving die God ook ons heeft gegeven, want ook wij mochten zijn Geest ontvangen.

Plaats een reactie