Het brood dat wij nodig hebben.

Matteüs 6:1-15

1 ¶  Let op dat jullie de gerechtigheid niet beoefenen voor de ogen van de mensen, alleen om door hen gezien te worden. Dan beloont jullie Vader in de hemel je niet. 2  Dus wanneer je aalmoezen geeft, bazuin dat dan niet rond, zoals de huichelaars doen in de synagoge en op straat om door de mensen geprezen te worden. Ik verzeker jullie: zij hebben hun loon al ontvangen. 3  Maar als je aalmoezen geeft, laat dan je linkerhand niet weten wat je rechterhand doet. 4  Zo blijft je aalmoes in het verborgene, en jullie Vader, die in het verborgene ziet, zal je ervoor belonen. 5 ¶  En wanneer jullie bidden, doe dan niet als de huichelaars die graag in de synagoge en op elke straathoek staan te bidden, zodat iedereen hen ziet. Ik verzeker jullie: zij hebben hun loon al ontvangen. 6  Maar als jullie bidden, trek je dan in je huis terug, sluit de deur en bid tot je Vader, die in het verborgene is. En jullie Vader, die in het verborgene ziet, zal je ervoor belonen. 7  Bij het bidden moeten jullie niet eindeloos voortprevelen zoals de heidenen, die denken dat ze door hun overvloed aan woorden verhoord zullen worden. 8  Doe hen niet na! Jullie Vader weet immers wat jullie nodig hebben, nog vóór jullie het hem vragen. 9 ¶  Bid daarom als volgt: Onze Vader in de hemel, laat uw naam geheiligd worden, 10  laat uw koninkrijk komen en uw wil gedaan worden op aarde zoals in de hemel. 11  Geef ons vandaag het brood dat wij nodig hebben. 12  Vergeef ons onze schulden, zoals ook wij hebben vergeven wie ons iets schuldig was. 13  En breng ons niet in beproeving, maar red ons uit de greep van het kwaad. 14  Want als jullie anderen hun misstappen vergeven, zal jullie hemelse Vader ook jullie vergeven. 15  Maar als je anderen niet vergeeft, zal jullie Vader jullie je misstappen evenmin vergeven. (NBV)

Het Bijbelgedeelte dat we vandaag gelezen hebben laat ons zien dat gerechtigheid doen hetzelfde kan zijn als delen met de minste. In het eerste vers is vertaald met “gerechtigheid doen”, in het tweede vers met “aalmoezen geven”. Nu is gerechtigheid tegenwoordig meer doen dan aalmoezen geven, maar in de tijd dat het Evangelie van Matteüs geschreven werd was het geven van aalmoezen een goede daad, je kon ook niet veel anders. Jezus van Nazareth begon met een andere manier van gerechtigheid betrachten. Hij “genas” mensen die langs de kant stonden te bedelen, of wel: hij gaf ze een nieuwe plaats in de samenleving zodat ze zelf weer mee konden doen. Jezus van Nazareth maant zijn volgelingen het delen van geld en goed te doen in dienst te stellen van de mensen die het nodig hebben en niet te gebruiken als reclameobject voor eigen eer.  Het “Onze Vader” is het gebed dat over heel de wereld al eeuwen lang het meest gebeden gebed is. Het is het enige gebed dat uitdrukkelijk aan gelovigen wordt onderwezen. Het werd dus ooit gegeven, als tegenstelling met al die bidders die met veel woorden. het liefst in het openbaar, graag laten horen hoe mooi ze wel niet kunnen bidden. Dit gebed hoort in de binnenste binnenkamer en dan is het genoeg.

Samen bidden in de Kerk is daarvoor niet meer dan een oefening. Wat vraag je eigenlijk met dit gebed? Als je goed leest is het enige dat je voor jezelf vraagt het brood dat je voor een dag nodig hebt. De meeste armen op de wereld durven ook niet op veel meer te hopen, als je het brood voor één dag hebt kunnen krijgen dan leef je weer een dag verder. Het dagelijks brood moet je er daarom ook bewust van maken hoezeer veel mensen het nodig hebben dat je deelt van alles wat je meer gegeven is dan het brood voor de dag. Want het gebed begint met de wens dat Gods koninkrijk zal komen, eigenlijk dat Gods Naam: “ik zal er zijn” het belangrijkste op aarde zal zijn en dat de wil van God zal gebeuren, dus dat we allemaal onze naaste lief zullen hebben als onszelf. En als we dan het brood gekregen hebben dat we nodig hebben dan moeten we zelf iets gaan doen. Schulden vergeven. Meestal wordt hier gezegd dat je mensen moet vergeven die je iets kwaad hebben gedaan, maar het staat er niet. De armsten in de wereld zijn zij die grote schulden aan het rijke westen hebben.

Wij hebben het zo rijk, wij hebben zoveel brood gekregen, dat we geen schulden meer hebben, of ons die schulden gemakkelijk kunnen veroorloven.  Maar nu het vergeven van hen die ons iets schuldig zijn. Het kwijtschelden van schulden van arme landen is wel een paar keer een beetje gebeurd maar blijft een moeilijke zaak. Ook in onze samenleving blijft het moeilijk mensen te beschermen tegen het al te gemakkelijk aangaan van leningen.  Niet lenen is het begin van het vergeven van hen die ons iets schuldig zijn. Niet meedoen zet de toon voor een andere manier van leven, een manier die de armen ten goede kan komen. Maar de verleiding, of beproeving is groot, wees je dus bewust van de kwade gevolgen ook voor anderen van je eigen gewoonten. Het aantal schulden dat het leven van mensen bijna onmogelijk maakt neemt nog elk jaar toe. Daarom is het stellen van voorbeelden, “ik leen niet ik spaar”, hard nodig. Dan pas kun je de misstappen van anderen vergeven. En dat vergeven van het kwaad dat je is aangedaan? Ga daar niet te gemakkelijk mee om. Kwaad is pas te vergeven als het kwaad is uitgebannen, zorg dus dat mensen dat kwaad niet meer doen, zonder er zelf kwaad tegenover te stellen maar door er goed tegenover te stellen, dat is pas vergeven. Gelukkig dat we er elke dag weer opnieuw mee mogen beginnen, elke keer als we bidden om ons dagelijks brood, ook vandaag mag dat weer.

Plaats een reactie