Het balsemen van Israël

Genesis 49:29”“50:14

29  Toen gaf Jakob zijn zonen de volgende opdracht: ‘Als ik straks met mijn voorouders verenigd word, begraaf me dan bij hen in de grot op het land van de Hethiet Efron, 30  in de grot op de akker in Machpela, dicht bij Mamre, in Kanaän, de akker die Abraham van Efron heeft gekocht omdat hij daar een eigen graf wilde hebben. 31  Daar zijn Abraham en zijn vrouw Sara begraven, daar zijn Isaak en Rebekka begraven, en daar heb ik Lea begraven. 32  Het stuk land waarop die grot ligt, is van de Hethieten gekocht.’ 33  Na zijn zonen deze opdracht te hebben gegeven trok Jakob zijn voeten weer op het bed. Toen blies hij de laatste adem uit en werd hij verenigd met zijn voorouders. 1 ¶  Jozef boog zich over zijn vader heen en kuste huilend zijn gezicht. 2  Hij droeg de artsen die hij in dienst had op om zijn vader te balsemen, en zij deden wat hij hun opdroeg. 3  Het balsemen van Israël duurde veertig dagen (zo lang duurt een balseming), en de Egyptenaren beweenden hem zeventig dagen. 4  Toen de rouwperiode voorbij was, zei Jozef tegen de hovelingen van de farao: ‘Als u mij een dienst wilt bewijzen, legt u dan het volgende aan de farao voor: 5  Mijn vader heeft mij kort voordat hij stierf laten zweren dat ik hem in het graf zou leggen dat hij in Kanaän heeft laten uithouwen. Ik zou graag toestemming krijgen om mijn vader daar te gaan begraven. Daarna zal ik terugkomen.’ 6  De farao liet antwoorden: ‘Het is goed, u mag uw vader daar begraven, zoals u hem hebt gezworen.’ 7 ¶  Zo ging Jozef op reis om zijn vader te begraven. Veel dienaren van de farao gingen met hem mee, alle hovelingen en alle andere vooraanstaanden van Egypte, 8  en verder Jozefs hele gezin, zijn broers en alle andere familieleden; alleen de kinderen en de schapen, geiten en runderen lieten ze in Gosen achter. 9  Er gingen ook wagens en ruiters mee, een zeer indrukwekkende stoet. 10  Bij Goren-Haätad aangekomen, ten oosten van de Jordaan, hieven ze een lange, aangrijpende rouwklacht aan. Zeven dagen lang liet Jozef om zijn vader treuren. 11  Toen de Kanaänieten die in die streek woonden het rouwbetoon in Goren-Haätad zagen, zeiden ze: ‘De Egyptenaren zijn in diepe rouw!’ Daarom wordt die plaats, die ten oosten van de Jordaan ligt, ook wel Abel-Misraïm genoemd. 12  Israëls zonen deden wat hun vader hun had opgedragen: 13  ze brachten hem naar Kanaän en begroeven hem in de grot op de akker in Machpela, dicht bij Mamre, op het stuk land dat Abraham van de Hethiet Efron had gekocht omdat hij een eigen graf wilde hebben. 14  Nadat hij zijn vader had begraven keerde Jozef terug naar Egypte, samen met zijn broers en met alle anderen die met hem waren meegegaan. (NBV)

Jacob sterft dus omringt door al zijn zonen. Jarenlang had hij getreurd om het verlies van één van hen en ook anderen hadden hem de nodige problemen gegeven. Maar nu kon hij zich gerust verenigen met zijn voorvaderen, de term die in de Bijbel gebruikt wordt voor het overlijden van een belangrijk figuur. Dan natuurlijk de begrafenis van Jacob. Een triest verhaal lijkt het, maar er zitten een paar eigenaardigheden in die ook ons wat te vertellen hebben. In de eerste plaats wordt Jacob gebalsemd naar Egyptisch gebruik. De dodencultus vormde het hart van de Egyptische godsdienst en Jacob wordt kennelijk de eer bewezen die volgens die godsdienst aan de hoogste edelen werd bewezen. Die godsdienst wordt door Jozef en de zijnen niet afgewezen of verworpen. Jozef was met de dochter van een Egyptische priester getrouwd en hun zonen waren door Jacob in de familie opgenomen. Respect kan met respect worden beantwoord leert de houding van Israël tegenover de Egyptische godsdienst.

Toen de Bijbelboeken hun eindvorm hadden gevonden waren veel inwoners van Israël verbannen of gevlucht. Een groot deel was neergestreken in Egypte en dit verhaal zal hen geholpen hebben om hun vestiging gemakkelijker te maken. Jacob wordt met zeer grote eer begraven. De belofte aan Abraham gedaan dat er grote volken uit hen zouden voort komen krijgt hier gestalte in de stoet die van Egypte naar Kanaän trekt om Jacob te gaan begraven. Maar die stoet volgt een eigenaardige route. Zeker niet de kortste en zeker ook niet de meest voor de hand liggende. Het is de route die 400 jaar later door de slaven uit Egypte gevolgd zal worden als zij onder leiding van Mozes als nakomelingen van Jacob en Jozef het land Egypte ontvluchten. Zo kan de dodenklacht die zoveel indruk maakte aan de oostkant van de Jordaan plaatsvinden en de begrafenis zelf aan de westkant in Machpela. Zo wordt ook de band met Abraham en Izaak en daarmee met de God van Abraham, Izaak en Jacob benadrukt.

Alleen Rachel ligt hier niet begraven en juist het nageslacht van Rachel zal in de figuur van koning David, en voor christenen in de figuur van Jezus van Nazareth zo’n grote rol gaan spelen in de wereldgeschiedenis. Zo komen in een klein verhaal over de begrafenis de aartsvaders en de uittocht al vertellend samen in één verhaal. Zo mogen wij ook ons mengen in dit verhaal. Het verhaal van Jacob en het verhaal van Jozef. Verhalen van liefde, verbondenheid, dromen en vasthouden aan dromen. Jacob leerden we kennen op de vlucht voor zijn broer na het bedrog van zijn vader, Jozef werd verkocht naar Egypte omdat hij zich boven zijn broers stelde. Jacob moest leren dat je moet werken om je doel te bereiken, Jozef moest leren dat je je dienstbaar moet opstellen om je dromen te kunnen verwerkelijken. Beiden is het gelukt, met behulp van God zeggen we dan. Ons kan het dus ook lukken als we vasthoudend blijven werken aan een rechtvaardige samenleving zonder onze dromen van vrede en gerechtigheid op te geven.

 

Plaats een reactie