Hoe mooi zijn uw tenten

Numeri 23:27”“24:13

27  Daarop zei Balak: ‘Kom met mij mee, ik zal u ergens anders naartoe brengen. Misschien dat het in Gods ogen goed is als u vanaf daar voor mij een vloek over hen uitspreekt.’ 28  En hij nam hem mee naar de top van de Peor; van daar kijkt men uit over de Jesimon. 29  Bileam droeg Balak op om er zeven altaren te bouwen en zeven stieren en zeven rammen gereed te maken voor een offer. 30  Balak deed wat Bileam had gezegd. Op elk altaar offerde hij een stier en een ram. 1 ¶  Bileam begreep dat het in de ogen van de HEER goed was als hij Israël zou zegenen. Daarom ging hij niet, zoals de keren daarvoor, op zoek naar voortekens, maar keerde hij zijn gezicht naar de woestijn. 2  Toen hij zijn blik liet rondgaan en Israël daar gelegerd zag, stam bij stam, werd hij door de geest van God gegrepen 3  en hief hij deze orakelspreuk aan:  ‘Zo spreekt Bileam, de zoon van Beor, zo spreekt de man wiens oog geopend is, 4  zo spreekt hij die Gods woorden hoort  en ziet wat de Ontzagwekkende toont, in vervoering, met ontsloten ogen: 5  Hoe mooi zijn uw tenten, Jakob, hoe mooi uw woningen, Israël, 6  als palmbomen, overal verspreid,  als tuinen langs een rivier,  als aloë’s door de HEER geplant, als ceders langs het water. 7  Israëls emmers lopen over, zijn zaad krijgt water in overvloed. Zijn koning wordt groter dan Agag, zeer machtig zijn koningschap. 8  God, die hem uit Egypte leidde, is voor hem als de horens van een wilde stier.  Vijandige volken verslindt hij, hun botten verbrijzelt hij, hij valt aan en vermorzelt hen. 9  Hij gaat liggen als een leeuw, majesteitelijk vlijt hij zich neer-wie zou hem durven wekken? Gezegend wie u zegent, vervloekt wie u vervloekt!’ 10 ¶  Toen werd Balak woedend op Bileam. Hij balde zijn vuisten en zei: ‘Ik heb u laten roepen om een vloek over mijn vijanden uit te spreken, maar u hebt hen nu al drie keer gezegend. 11  Verdwijn, ga terug naar waar u vandaan komt. Ik had beloofd dat ik u rijk zou belonen, maar u loopt die beloning mis-door toedoen van de HEER.’ 12  Bileam antwoordde: ‘Ik heb al tegen uw gezanten gezegd: 13  “Ook al gaf Balak me al het zilver en goud uit zijn paleis, dan nog zou ik niets kunnen doen dat ook maar enigszins ingaat tegen het bevel van de HEER. Uit mezelf kan ik niets ondernemen; alleen wat de HEER zegt, zal ik zeggen.” (NBV)

Drie maal is scheepsrecht zeggen wij in onze taal. Maar dat je iets drie maal moet proberen voor het gewicht krijgt is kennelijk ook in de cultuur van Balak van groot belang. Nog één keer neemt hij Bileam mee om Israël te vervloeken. De plaats die nu wordt uitgekozen is niet zo maar een plaats. Peor wordt op verschillende plaatsen in de Bijbel genoemd als een belangrijke offerplaats voor Baäl, de oppergod in Kanaän. Hier komen de God van Israël en de God van Kanaän dus tegenover elkaar te staan. Zal de God van Israël, onder de indruk van de offers die hem worden gebracht en de heiligheid van de plaats zich nu scharen achter koning Balak in zijn streven de Israëlieten buiten de deur te houden? Voor de derde keer worden zeven altaren gebouwd met zeven keer brandoffers van stieren en rammen. Onder de indruk van de heiligheid van deze offerplaats geeft nu Bileam de opdracht deze offers te brengen.

Vanaf Peor kan Bileam de woestijn overzien, daar is het volk Israël gelegerd. Stam bij stam. Uit het boek Numeri weten we ook dat er een zeer secure wijze van legering was. Elke stam had haar vaste plaats om een aanval op het Heiligdom waar het verbond met God werd bewaard te bewaken. Direct om het Heiligdom waren de Levieten gelegerd die ook belast waren met de verhuizing. Was dit de ordeloze troep woestijnzwervers waarvoor dit volk gehouden werd? Een zootje slaven die uit Egypte was ontsnapt en die nu een roversbende vormde? Bileam de ziener, ziet nu voor zijn ogen de werkelijkheid van Israël, een volk dat hoge normen heeft, dat de orde ontleent aan de zorg voor elkaar zoals die ook uitkomt in de wijze van legering. Dit volk laat zich leiden door een God die te vertrouwen is. Dit volk heeft een geschiedenis met die God en is door die God in bescherming genomen.

Dat inzicht noemt de Bijbel de Geest van God. Zo over medemensen gaan denken als God het ons voor doet. Bileam hoeft zich niet af te zonderen om te luisteren naar de stem van de God van Israël. Hij ziet het voor zich zoals de leerlingen van Johannes het werk van Jezus van Nazareth te zien kregen. Lammen konden lopen en blinden konden zien. Het verhaal van Bileam begint met de ziener die niet ziet, die kan zien dat het vervloeken van het volk een absolute onmogelijkheid is. Hij moet daarvoor leren luisteren naar de God van Israël zelf. Voor hem duldt die God geen tegenspraak en kan hij dus niet iets anders zeggen dan die God hem ingeeft. Nu, aan het einde van het verhaal ziet Bileam het volk van God, daarmee het werk van God, in al zijn glorie. Daar kan zelfs al het goud en zilver van Balak niet tegenop. Dit volk zal vruchtbaar zijn, dit volk zal alles krijgen wat het nodig heeft. Balak geeft het op, Bileam blijft het volk zegenen, daarvoor is geen beloning. Bileam wist dat al vanaf het begin en had het ook gezegd. Balak blijft bij de keus voor geweld, voor uiterlijk vertoon ook. Delen is er niet bij en ook hem ontgaat net als velen in onze dagen de boodschap van God dat pas wie weet te delen wint en rijker wordt.

Plaats een reactie