Waren we maar in Egypte gestorven

Numeri 14:1-25

1 ¶  Hierop barstte het hele volk in tranen uit, heel de nacht door klonk hun gejammer. 2  Ze begonnen zich allemaal te beklagen. ‘Waren we maar in Egypte gestorven, ‘zeiden ze tegen Mozes en Aäron, ‘of hier in de woestijn. 3  Waarom brengt de HEER ons naar dat land? Om door het zwaard geveld te worden, en om onze vrouwen en kinderen te laten buitmaken? We kunnen beter teruggaan naar Egypte.’ 4  En tegen elkaar zeiden ze: ‘Laten we een leider kiezen en teruggaan naar Egypte.’ 5 ¶  Toen wierpen Mozes en Aäron zich ter aarde, ten overstaan van de voltallige gemeenschap van Israël. 6  Jozua, de zoon van Nun, en Kaleb, de zoon van Jefunne, twee van degenen die het land verkend hadden, scheurden hun kleren 7  en zeiden tegen de Israëlieten: ‘Het land dat wij op onze verkenningstocht doorkruist hebben is een buitengewoon goed land, 8  een land dat overvloeit van melk en honing. Als de HEER ons goedgezind is, zal hij ons erheen brengen en het ons geven. 9  Maar verzet u dan niet tegen de HEER en wees niet bang voor de bevolking van het land: die vermorzelen we met gemak. Zij hebben niemand die hen beschermt en wij worden bijgestaan door de HEER. Wees dus niet bang voor hen.’ 10  Het volk dreigde hen te stenigen, maar toen verscheen de majesteit van de HEER in de ontmoetingstent aan de Israëlieten. 11 ¶  De HEER zei tegen Mozes: ‘Hoe lang zal dit volk mij nog afwijzen? Hoe lang nog zal het weigeren op mij te vertrouwen ondanks alle wonderen die ik verricht heb? 12  Ik zal het met de pest treffen en het verhinderen het land in bezit te nemen, en uit jou zal ik een volk laten voortkomen dat groter en sterker is dan dit.’ 13  Maar Mozes zei tegen de HEER: ‘Als de Egyptenaren, bij wie u dit volk met krachtige arm hebt weggeleid, dat te weten komen, 14  zullen zij het vertellen aan de inwoners van dit land. Die hebben gehoord dat u, HEER, te midden van dit volk verblijft en dat u persoonlijk aan hen bent verschenen, dat uw wolk boven hen hangt en dat u overdag in een wolkkolom voor hen uit gaat en ‘s nachts in een vuurzuil. 15  Als u nu iedereen van dit volk doodt, zullen alle volken die over uw daden hebben gehoord, zeggen: 16  “De HEER was zeker niet in staat om dat volk naar het land te brengen dat hij hun onder ede beloofd had. Daarom heeft hij hen in de woestijn afgeslacht.” 17  Laat daarom zien hoe groot uw verdraagzaamheid is, Heer. U hebt immers zelf gezegd: 18  “De HEER is geduldig en trouw, schuld en misdaad vergeeft hij, al laat hij niet alles ongestraft en al laat hij voor de schuld van de ouders de kinderen boeten, en ook het derde geslacht en het vierde.” 19  Ik smeek u, toon uw grote trouw en vergeef dit volk zijn schuld, zoals u het steeds vergiffenis hebt geschonken, van Egypte af tot hier toe.’ 20 ¶  De HEER antwoordde: ‘Ik zal vergeving schenken, zoals je vraagt. 21  Maar zo waar ik leef en de hele aarde vervuld is van de majesteit van de HEER, 22  niemand van degenen die mijn majesteit gezien hebben en de wonderen die ik in Egypte en in de woestijn heb verricht, en die mij nu al tien keer op de proef gesteld hebben door mij niet te gehoorzamen, 23  zal het land zien dat ik hun voorouders onder ede heb beloofd. Niemand van hen die mij hebben afgewezen krijgt het te zien. 24  Maar mijn dienaar Kaleb, die door een andere geest bezield was en mij volkomen trouw is geweest, hem zal ik naar het land brengen waar hij geweest is, en zijn nakomelingen zullen het bezitten. 25  Nu wonen daar de Amalekieten en Kanaänieten nog in de valleien. Keer morgen om en trek de woestijn weer in, in de richting van de Rode Zee.’ (NBV)

Een ideale samenleving is nooit zonder slag of stoot te bereiken. Zelfs de bevrijding van de slavernij in Egypte had het volk een hoop ellende bezorgt. Telkens als die Mozes aan de Farao had gevraagd om het volk de gelegenheid te geven in de woestijn hun God te gaan aanbidden waren de werkomstandigheden verzwaard. Toen uiteindelijk het volk het land werd uitgejaagd omdat bij de Egyptenaren de eerstgeborenen dood gingen en bij de Hebreeën niet duurde het geen dag of de Farao had zich bedacht en werd het volk door Farao met een leger van paarden en wagens achtervolgt. Dat zij door de Schelfzee trokken en de Farao met al die zware paarden en wagens daar verdronk was het eerste wonder dat ze hadden meegemaakt. Maar wat was er te eten geweest daar in de woestijn. In Egypte was er vlees en brood in overvloed. Maar het ongezuurde brood was opgeraakt en vlees om te eten was er veel te weinig. Veehouders eten nu eenmaal niet hun kuddes op. Ze kregen dan wel manna en kwartels maar de overvloed van Egypte bleef trekken.

En dan blijkt dat zogenaamde beloofde land wel rijk en aantrekkelijk te zijn maar tegelijk ook bewoond door mensen in steden met dikke muren, door reuzen ook. Dan slaat de angst toe. Een beroep op een God die met je meetrekt wekt toch weinig vertrouwen. Duidelijk wordt dat je de handen uit de mouwen zult moeten steken om je dat beloofde land je eigen te maken. Een dergelijke angst kennen wij ook. Maatschappelijke veranderingen roepen die angst nu eenmaal op. De angst valt wel te bestrijden maar is evengoed hardnekkig en komt iedere generatie weer terug. Je zal ook maar net een goedkope huur of koopwoning hebben  betrokken en dan komt er een stroom van mensen die ook willen wonen maar die nog armer zijn als. Je zult net een baan hebben verovert waar een kans op een wat langer dienstverband is en een bijbehorend pensioen is en dan komt er een stroom mensen die ook willen werken. Je zult maar in een dorp of stadswijk wonen waar nog maar weinig misdaden gepleegd worden en elke dag staan er veel misdaden genoemd in de kranten en op de televisie, en dan komt er een stroom mensen met andere gewoonten uit landen met geweld en oorlog. Hoe bescherm je je tegen die ongewenste en bedreigende veranderingen anders dan door hard te schreeuwen en boe te roepen. Dat horen we dan ook.

De God van Israël wordt boos op dat gemekker van zijn volk. Hij had ze toch bevrijd uit de slavernij? Hij had toch voor het volk gezorgd in de Woestijn? Hij had ze toch een verzameling richtlijnen gegeven waarmee ze een menselijke samenleving zouden kunnen inrichten? Een volk dat dat allemaal niet waard is moet maar dood. Maar dan komt Mozes, zijn argumenten hebben al eerder gewerkt. Dat volk had het met die God gewaagd. Zij waren met hem de woestijn ingetrokken. Als dat avontuur op niks zou uitlopen zouden de Egyptenaren en alle ongelovigen kunnen zeggen dat ze het hadden zien aankomen. Die God van Israël is niks waard. Het zijn argumenten waarvoor de God van Israël gevoelig is. Hij had het volk uitgekozen om te laten zien dat de manier van leven die die God voorstond uiteindelijk echt leven zou betekenen. De generatie die het met hem heeft gewaagd is te veel door angst bevangen om die nieuwe samenleving in te richten. Het zal moeten gebeuren door hun kinderen die Egypte niet meer gekend hebben. In onze dagen moeten we ons daarom misschien wat minder druk maken over de schreeuwers tegen asielcentra en moskeeën. Beter is onze kinderen mee te nemen naar ontmoetingen met vluchtelingen en moslims. Samen zullen ze immers een nieuwe samenleving vorm moeten geven. We hoeven niet bang te zijn dat het niet zou kunnen. De verhalen uit de Bijbel roepen ook ons op het maar met die God en zijn richtlijnen te wagen. Heb uw naaste lief als uzelf, vandaag en morgen ook.

 

Plaats een reactie