Hij was een vroom man

Handelingen 10:1-23a

1 ¶  Een van de inwoners van Caesarea was een centurio van de Italiaanse cohort, die Cornelius heette. 2  Hij was een vroom man die, net als zijn huisgenoten, God vereerde. Hij gaf rijkelijk aalmoezen aan het volk en bad veelvuldig tot God. 3  Op een dag kreeg hij omstreeks het negende uur een visioen, waarin hij duidelijk zag hoe een engel van God zijn huis binnenkwam. Hij hoorde hem zeggen: ‘Cornelius!’ 4  Hij staarde de engel verschrikt aan en vroeg: ‘Wat is er, heer?’ De engel antwoordde: ‘Je gebeden en aalmoezen zijn door God als offer aanvaard. 5  Stuur daarom een paar van je mannen naar Joppe om Simon te halen, die ook wel Petrus wordt genoemd. 6  Hij verblijft bij een leerlooier die eveneens Simon heet en in een huis aan zee woont.’ 7  Toen de engel die met hem had gesproken was weggegaan, liet Cornelius twee dienaren bij zich komen en een vrome soldaat uit zijn gevolg. 8  Nadat hij had uitgelegd waar het om ging, stuurde hij hen naar Joppe. 9 ¶  De volgende dag, nog voordat de afgezanten van Cornelius in Joppe waren aangekomen, ging Petrus omstreeks het middaguur naar het dak van het huis om daar te bidden. 10  Maar hij kreeg honger en wilde iets eten. Terwijl er eten voor hem werd klaargemaakt, werd hij gegrepen door een visioen. 11  Hij zag hoe vanuit de geopende hemel een voorwerp dat op een groot linnen kleed leek aan vier punten op de aarde werd neergelaten. 12  Op het kleed bevonden zich alle lopende en kruipende dieren van de aarde en alle vogels van de hemel. 13  Hij hoorde een stem zeggen: ‘Ga je gang, Petrus, slacht en eet.’ 14  Maar Petrus antwoordde: ‘Nee, Heer, in geen geval, want ik heb nog nooit iets gegeten dat verwerpelijk of onrein is.’ 15  En voor de tweede maal hoorde hij de stem: ‘Wat God rein heeft verklaard, zul jij niet als verwerpelijk beschouwen.’ 16  Tot driemaal toe hoorde hij de stem, en direct daarna werd het voorwerp weer in de hemel opgenomen. 17  Petrus vroeg zich verbijsterd af wat de betekenis kon zijn van het visioen dat hij had gezien. Juist op dat moment arriveerden de afgezanten van Cornelius bij de poort, nadat ze overal navraag hadden gedaan naar het huis van Simon. 18  Ze trokken door geroep de aandacht van de bewoners en vroegen of Simon Petrus in dit huis verbleef. 19 ¶  Terwijl Petrus nog nadacht over het visioen, zei de Geest tegen hem: ‘Er zijn hier drie mannen die naar je op zoek zijn. 20  Ga meteen naar beneden en ga zonder aarzelen met hen mee, want ik heb hen gezonden.’ 21  Petrus ging naar beneden en zei tegen de mannen: ‘Ik ben degene die u zoekt. Wat is de reden van uw komst?’ 22  Ze antwoordden: ‘Cornelius, een centurio, een rechtvaardig man die God vereert en bij het hele Joodse volk in aanzien staat, heeft van een heilige engel opdracht gekregen u naar zijn huis te laten komen om te luisteren naar wat u te zeggen hebt.’ 23  Daarop nodigde Petrus de mannen uit om binnen te komen en bood hun onderdak. (NBV)

In de Bijbel staat ergens dat gelovigen die onder druk staan dromen zullen dromen en vergezichten zullen zien. Vandaag gaat het daar in het gedeelte dat we lezen ook over. Want hoe verander je een wereldrijk zonder geweld? Dan moet je in elk geval de mensen die het met je eens zijn niet buitensluiten. En daar gaat dit verhaal over. De spanningen tussen Joden en Romeinen liepen na de dood van Jezus van Nazareth steeds verder op. Uiteindelijk zou dit uitlopen op de grote opstand van het jaar 70 die door de Romeinen bloedig werd neergeslagen en als resultaat had dat de Tempel in Jeruzalem verwoest werd. Nu bestond een groot deel van het Joodse volk uit bekeerlingen, mensen die vanuit het Heidendom overgegaan waren tot het Jodendom, met besnijdenis en al. Dat zou later nog de nodige spanningen veroorzaken in de jonge Christelijke gemeenten.

Maar er waren ook een heleboel mensen die de God van Israël als enige God aanvaard hadden, met de Joden mee de grote feesten vierden en de eigen goden hadden afgezworen. Godvrezenden noemden ze die, maar die waren geen Joden geworden, ze hadden zich niet laten besnijden. Deze Cornelius, hoofdman van de Italiaanse cohort uit Caesarea, was zo iemand. Door de Rabbijnen werden deze godvrezenden later niet als Heidenen, afgodendienaars, gezien. Dat waren ze ook niet. Maar onder het toenemende nationalisme was er natuurlijk wel de vraag hoe met elkaar om te gaan. Die vraag leefde bij Cornelius en die vraag leefde bij Petrus. En beiden kregen een droom over hoe het zou kunnen gaan. Voor Cornelius was de manier waarop de Joodse regels bij de volgelingen van Jezus van Nazareth werden beleefd, vanuit liefde voor de mensen, veel aantrekkelijker dan de juridische beleving die steeds meer opgeld deed in de synagogen. Met die Petrus moest hij dus een woordje spreken.

Voor Petrus was het van belang juist die mensen niet af te stoten die het eigenlijk met de Joden eens waren, maar dan moest je ook met hen eten en bij hen over huis komen. En hij in zijn droom ontdekt hij dat alles wat mensen kan voeden van God afkomstig is en dat de liefde voor de minste je kan verenigen in God. Zo komen twee dromen bij elkaar. Het is een verhaal dat ook wij ons kunnen aantrekken in de discussie over inburgering. Er zijn veel Moslims die inmiddels volgens dezelfde gewoonten en gebruiken leven die ook wij vanouds kennen. Maar waarom moeten die over één kam geschoren worden met ultra conservatieven. De meesten van ons willen toch ook niet vereenzelvigd worden met ultraconservatieve protestanten of ultra-conservatieve Rooms-Katholieken? Om de gewenste nuances aan te brengen in de omgang en met elkaar in gesprek te raken waar dat nodig is zullen ook wij bereid moeten zijn bij elkaar over de vloer te komen en samen de maaltijd te nuttigen. Die boodschap kregen Petrus en Cornelius in hun dromen mee. Laten ook wij dromen van een samenleving waarin we niet tegenover elkaar staan. Aan zo’n samenleving mogen we elke dag opnieuw gaan werken, ook vandaag weer.

 

Plaats een reactie