Toch bleef de farao onverzettelijk

Exodus 6:28”“7:13

28  Toen de HEER zich in Egypte tot Mozes richtte, 29  zei hij: ‘Ik ben de HEER. Alles wat ik tegen je zeg, moet je overbrengen aan de farao, de koning van Egypte.’ 30  Mozes antwoordde: ‘Ik kom zo moeilijk uit mijn woorden, de farao zal niet naar me luisteren.’ 1 ¶  Maar de HEER zei: ‘Ik zal ervoor zorgen dat jij als een god voor de farao staat, en je broer Aäron zal je profeet zijn. 2  Jij moet Aäron alles zeggen wat ik je opdraag, en hij moet het woord voeren en de farao vragen de Israëlieten uit zijn land te laten vertrekken. 3  Ik zal ervoor zorgen dat de farao hardnekkig weigert, en ik zal in Egypte veel tekenen en wonderen verrichten. 4  Ook dan zal de farao niet naar jullie luisteren. Daarom zal ik de Egyptenaren mijn macht laten voelen en hen zwaar straffen, en ik zal mijn volk, de Israëlieten, in groepen geordend uit Egypte leiden. 5  De Egyptenaren zullen beseffen dat ik de HEER ben, als ik mij tegen hen keer en de Israëlieten bij hen weg leid.’ 6  Mozes en Aäron deden alles wat de HEER hun opdroeg. 7  Mozes was tachtig jaar en Aäron drieëntachtig toen zij zich tot de farao richtten. 8 ¶  De HEER zei tegen Mozes en Aäron: 9  ‘Als de farao jullie om een wonder vraagt, moet jij, Mozes, tegen Aäron zeggen dat hij voor de ogen van de farao zijn staf op de grond gooit; die staf zal dan een grote slang worden.’ 10  Mozes en Aäron gingen naar de farao en deden wat de HEER hun had opgedragen. Voor de ogen van de farao en zijn hovelingen gooide Aäron zijn staf op de grond, en de staf veranderde in een slang. 11  De farao liet op zijn beurt de geleerden en tovenaars komen, en deze Egyptische magiërs bereikten met hun toverformules hetzelfde. 12  Ieder gooide zijn staf neer, en elke staf veranderde in een slang. Maar de staf van Aäron verslond alle andere staven. 13  Toch bleef de farao onverzettelijk, hij wilde niet naar Mozes en Aäron luisteren, zoals de HEER gezegd had. (NBV)

Goden zeggen niks, goden zwijgen. Merkwaardig om vast te stellen in een Bijbelgedeelte waar een voortdurend gesprek tussen Mozes en zijn God plaatsvindt. Maar dat is dus kennelijk een soort gesprek dat anders is als het gesprek tussen twee mensen. Want als Mozes echt naar de Farao moet dan verschijnt hij daar als een God, zwijgend. Zijn broer Aäron doet het woord. Niet dat de Farao luistert maar dat valt te verwachten. Aäron is de tweede die in het verhaal van de mensen, zoals het in de Bijbel wordt verteld, als profeet wordt aangeduid, aanzegger namens God, hij die vertelt hoe het af zal lopen. De eerste die zo werd genoemd was Abraham. Aäron moet de Farao duidelijk maken dat het slecht met hem zal aflopen en met zijn volk, als hij blijft weigeren het volk Israël te laten gaan. Maar waarom eigenlijk? Er staat dat God zelf het hart van de Farao verhardt, wat is dan nog zijn misdaad? Het is een vraag waar de geleerden zich eeuwen over hebben gebogen. Een enkeling stelt dat de Farao zoveel van de armsten had kunnen houden dat hij zich met veel berouw en scheuren van kleren tegen die verharding van zijn hart had kunnen verzetten.

Later in Israël hadden ze niet zulke woeste monsters als in de Nijl leefden. In de Jordaan kwamen die zeker niet voor. Daardoor zitten we nu met een vertaalprobleem. Want waarin veranderde die staf van Aäron en waarin die van de tovenaars? Er wordt tegenwoordig vertaald met “slang”, dat doet ons een beetje denken aan het paradijs waarin een slang de mens verleidde tot ongehoorzaamheid aan God. Maar slang staat er niet in het Hebreeuws. De Statenvertaling heeft het over een draak en in de tijd van dat de Statenvertaling werd gemaakt waren mensen er van overtuigd dat draken bestonden en dat dat verslindende monsters waren. Huub Oosterhuis heeft samen met Alex van Heusden een vertaling van het boek Exodus gemaakt en daar vertaald met “monster”. Het zou natuurlijk gewoon een krokodil geweest kunnen zijn. Maar dat die monsters die tevoorschijn werden getoverd de andere tovermonsters verslonden dat is een feit dat voor de luisteraars naar dit spannende verhaal vaststond. Want een verhaal als dit is geen journalistiek verslag, het is ook geen verslag van een gerenommeerd historisch instituut, het is een Bijbelverhaal. Hier wordt verteld hoe het gaat tussen de mensen en de God van Israël.

De God van Israël laat zich zien als het gaat om de mensen die in de knel zitten, zonder tovertrucjes. Hoe dan? Door onophoudelijk te laten vragen naar gerechtigheid. Er komen geen bliksemschichten aan te pas die de farao vellen en iedereen dood laten vallen die zich waagt tegen Mozes te verzetten. Nog elke dag kun je mensen horen vragen waarom de ellende in de wereld niet is tegengehouden, voorkomen of beëindigd door de God van Israël. Dat die God dat niet doet is voor velen zelfs een bewijs dat die God niet bestaat. Maar die God heeft dat nooit gedaan. Dat werd altijd toegeschreven aan afgoden, die zouden een volk redden, tegenstanders doden met een bliksemschicht. Deze God roept op, pas als de farao zich zal overgeven dan wordt het volk bevrijd van de slavernij. Want ook het volk zal doordrongen moeten zijn van het doel van die bevrijding. Dat volk wordt niet bevrijd om vervolgens anderen te kunnen onderdrukken, om armen uit te buiten, akker aan akker te voegen en huis aan huis.  Dat volk zal blijvend opgeroepen worden om zich te herinneren dat ze vreemdelingen en slaven zijn geweest in Egypte en dat de God van Israël ze heeft uitgeleid uit het slavenhuis met als doel een land te gaan bewonen waar recht en gerechtigheid geschied. Waar het land gedeeld wordt, waar voor de armen en de weduwe en de wees wordt recht gedaan. Dat is de liefde van die God.

Plaats een reactie