Ik zal je offerplaatsen vernietigen

Leviticus 26:27-39

27  Als jullie hierna nog niet naar mij willen luisteren en tegen mij in blijven gaan, 28  zal ik van mijn kant nog eens zo hard tegen jullie in gaan en je zevenvoudig voor je zonden straffen: 29  Jullie zullen je eigen zonen en dochters opeten, 30  ik zal je offerplaatsen vernietigen, je wierookaltaren omverhalen en jullie lijken neergooien op de lege sokkels van jullie godenbeelden. Ik zal een afkeer van jullie hebben. 31  Ik zal je steden in puin leggen, je heilige plaatsen verwoesten en me niet laten behagen door de geur die van jullie offers opstijgt. 32  Ik zal van het land een woestenij maken, tot ontsteltenis van je vijanden, die het zullen bezetten. 33  En jullie zal ik onder vreemde volken verstrooien; je zult moeten vluchten voor het getrokken zwaard. Je land zal een woestenij zijn en je steden zullen in puin liggen. 34  Zo, doordat het land braak ligt terwijl jullie naar het land van je vijanden verdreven zijn, wordt het schadeloos gesteld voor de rust die het heeft moeten ontberen. Dan zal het rusten ter vergoeding van de sabbatsjaren. 35  Zolang het land braak ligt, heeft het de rust die jullie het, toen je er woonde, tijdens de sabbatsjaren niet hebben gegund. 36  En wie van jullie nog in leven zijn, zal ik in het land van hun vijanden zo schrikachtig maken dat ze al op de vlucht slaan wanneer ze een blaadje horen ritselen. Ze zullen vluchten alsof ze door het zwaard worden achtervolgd, en neervallen hoewel niemand hen opjaagt. 37  Ze zullen over elkaar struikelen alsof ze zich voor het zwaard uit de voeten maken, terwijl er niemand is die hen opjaagt. Jullie zullen je tegenover je vijanden niet staande kunnen houden 38  en te midden van vreemde volken ten onder gaan. Het land van je vijanden zal jullie verslinden. 39  Wie van jullie dan nog in leven zijn, zullen vanwege hun eigen zonden en die van hun voorouders wegrotten in het land van hun vijanden. (NBV)

Je eigen kinderen opeten. Gekker moet het toch niet worden met die Bijbel. Gruwelijke beelden worden ons voorgeschoteld. Beelden waar we niet meer van willen weten. Vroeger werden deze verhalen ook aan tafel aan kinderen voorgelezen. Je moet er niet aan denken. Ze zijn dan ook niet in Kinderbijbels opgenomen zodat maar weinig mensen er van weten. Hier wordt het geschilderd als het tegendeel van een land waar men de richtlijnen van God volgt bij het inrichten van de samenleving. Maar de ballingen in Babel die alles van de Hebreeuwse Bijbel nog eens opschreven wisten dat het ook echt is gebeurd. Kort na de regering van David en Salomo was het rijk van David uiteengevallen in een Noordelijk rijk, dat zich Israël noemde en een Zuidelijk rijk dat Juda werd genoemd. De hoofdstad van dat Noordrijk was Samaria. En was in Juda de stad Jeruzalem het centrum van godsdienst in Israël had men tal van hoogten en andere offerplaatsen waar geofferd werd aan de God van Israël en de Kanaänitische goden. Dat Noordrijk hield dan ook geen stand toen eenmaal de wereldmachten uitbreiding zochten.

De Bijbel vertelt in het boek twee Koningen dat bij de belegering van Samaria inderdaad de belegerde bevolking gedwongen was hun kinderen op te eten om te kunnen overleven. Die wereldmachten hebben overigens direct ook de offerplaatsen en de hoogten van de godsdienst in het Noordrijk verwoest. Ook dat was volgens de opvatting van de godsdiensten van de volken die Israël en Juda omringden. Daar geloofde men dat als het lukte een land te veroveren dat betekende dat hun god de goden van dat land had overwonnen. Er was niet alleen een oorlog gaande op de slagvelden en rond de belegerde steden maar ook in de verblijfplaatsen van de goden woedde een oorlog. Een als je god of als je goden overwonnen waren was er geen macht en geen kracht meer die je zou kunnen beschermen tegen vreemde overheersing. Vlucht was het enige dat je nog overbleef. Een vlucht waarbij alles een wapen kon zijn in de handen van de god die jouw goden had overwonnen. Nergens vonden vluchtelingen dan ook nog rust.

En waar moet je heen vluchten? Nergens zijn goden, nergens zijn volken die jou in bescherming willen nemen. Alle machten en krachten op de wereld zijn je vijanden geworden. Overal op aarde woon je onder vreemde volken. Het land dat aan jouw volk voor eeuwig was geschonken lijkt voor jou tenminste ook voor eeuwig verloren. De ballingen in Babel moesten daarvoor een antwoord vinden. De inwoners van Israël hadden de weg van de God van Israël verlaten, ze hadden naast die God ook andere goden vereerd. Later zou ook Juda die weg gaan en zou zelfs Jeruzalem vallen en de Tempel worden verwoest. Kwam dat alleen door het verwaarlozen van de goddelijke richtlijnen voor de inrichting van die samenleving? Het moest wel zo zijn. Profeten als Jesaja, Jeremia en Ezechiël hielden de ballingen voor dat de God van Israël nooit laat varen het werk dat hij begonnen was. Dat die God dus ook in de Ballingschap bij hen was en dat ze zouden terugkeren als ze geleerd hadden de Weg van hun God te gaan. Ook wij zullen de inrichting van onze samenleving steeds opnieuw kritisch onder een vergrootglas moeten leggen. Zorgen wij voor de minsten? Delen wij met de armen? Hebben wij de vreemdelingen lief? Ook als het niet zo is mogen we er elke dag opnieuw mee beginnen, ook vandaag nog.

Plaats een reactie