Mijn kinderen zijn te vertrouwen.

 

Jesaja 63:7-14

7 ¶  Ik zal de liefde van de HEER gedenken en zijn roemrijke daden bezingen: alles wat de HEER voor ons heeft gedaan, de goedheid die hij het volk van Israël bewees in zijn ontferming en onbegrensde liefde. 8  Hij zei: ‘Natuurlijk, het is mijn volk! Mijn kinderen zijn te vertrouwen.’ Daarom wilde hij hun redder zijn. 9  In al hun nood was ook hijzelf in nood: zij werden gered door de engel van zijn tegenwoordigheid. In zijn liefde en mededogen heeft hij hen zelf verlost, hij tilde hen op en heeft hen gedragen, alle jaren door. 10  Maar zij zijn in opstand gekomen en hebben zijn heilige geest gekrenkt. Daarom werd hij hun tot vijand en bond hij de strijd met hen aan. 11  Toen dacht hij aan de dagen van weleer, aan Mozes en zijn volk. Waar is hij die zijn volk door de zee voerde, waar zijn de herders van zijn kudde? Waar is hij die hen bezielde met zijn heilige geest? 12  Die Mozes ter zijde stond met zijn luisterrijke arm, die voor hen het water kliefde om zich een eeuwige naam te verwerven? 13  Die hen door de diepte leidde als paarden door de woestijn, zonder dat ze struikelden, 14  als vee dat afdaalt naar het dal? Het was de geest van de HEER die hun rust gaf. Ja, u hebt zelf uw volk geleid om u een luisterrijke naam te verwerven. (NBV)

We lezen vandaag een zeer optimistisch stukje uit de Bijbel. God kiest een volk, staat het bij, leidt het uit het land van de slavernij en geeft het een richtlijn waar het eeuwig van zou kunnen profiteren. Maar die kinderen beschamen dat vertrouwen en komen in opstand tegen het idee altijd maar van je naaste te moeten houden als van jezelf en altijd maar de minsten, de zwaksten, in je samenleving voorop te moeten zetten. Dat beschamen van vertrouwen in God leidt tot oorlog en ellende. Maar God herinnert zich de band met het volk, de leiders van het volk die zijn leer door wisten te geven, de koningen die vrede wisten te stichten en God berouwt de vijandschap die hij is aangegaan met zijn eigen volk. Het volk wordt dus opnieuw gered. Nu staat er in vers 9 een zootje onzin waar we geen raad mee weten. Nee niet alleen nu, hier in deze overweging, maar vanouds struikelen geleerden en vertalers over wat hier in de Bijbel staat.

Zou God zelf echt in nood komen als zijn volk in nood komt? Die gedachte komt verder nergens in de Bijbel voor. Waar je wel aan zou kunnen denken is het medelijden dat God krijgt met mensen die wel goed willen maar nog steeds onderdrukt worden en moeten lijden, dat was ook waarom God zijn volk bevrijdde uit de slavernij in Egypte. En dan die rare engel van zijn tegenwoordigheid. Ook die kunnen we niet plaatsen. In het boek Exodus wordt wel verteld over een Engel die vooruitgestuurd wordt om de verovering van het beloofde land voor te bereiden en over God zelf die meegaat met het volk. Hier wordt gezegd dat God zelf hen verlost heeft en dan is een engel helemaal niet nodig in deze tekst. We hebben al eerder vastgesteld dat het boek Jesaja een aantal schrijvers kent die in de loop van de tijd steeds aanvullingen hebben gegeven. Dat kan dus wel eens tot misverstanden leiden. Hier dus ook. Maar voor ons wordt de tekst er eigenlijk alleen maar optimistischer door. Het betekent dat God met ons mee blijft gaan.

Ook al vergeten wij nog wel eens zijn richtlijn om van je naaste te blijven houden als van jezelf. Ook al vergeten wij dat we onze samenleving moeten inrichten op de minsten op de zwaksten op aarde. Zoals we ontdekt hadden dat we het volk van Irak vergeten waren toen daar de dictator verdreven was, dat volk is van het ene lijden in het andere terechtgekomen. Zoals we ontdekken in deze dagen dat we het volk van Haïti eigenlijk vergeten zijn. Bij de eerste de beste tegenslag ligt heel dat land in puin door een aardbeving en is iedereen daar afhankelijk van onze hulp. Giro 555 is dan zeer aan te bevelen maar kunnen en durven we vragen om een ontwikkelingsplan voor de lange termijn? Durven we het aan om als doelstelling te stellen dat bij een volgende aardbeving op een andere plaats op aarde het volk van Haïti vliegtuigen met hulpgoederen kan vullen van haar eigen overvloed om de slachtoffers te helpen? Is het niet zo dat pas als zij kunnen wat wij nu kunnen opbrengen we hen geholpen hebben zoals we zelf geholpen zouden willen worden? Daar roept de profeet ons vandaag toe op, wij mogen weten dat op die Weg God met ons gaat, ook al vergeten wij dat maar al te vaak.

Plaats een reactie