Ik heb een volstrekt zuiver geweten

Handelingen 22:30”“23:11

30  Omdat de tribuun nauwkeurig wilde vaststellen welke beschuldiging door de Joden tegen Paulus werd ingebracht, liet hij hem de volgende dag uit de gevangenis halen en verordonneerde hij dat de hogepriesters en het hele Sanhedrin bijeen moesten komen. Hij liet Paulus naar het tempelgebouw brengen om voor hen te verschijnen. 1 ¶  Paulus vestigde zijn blik op de leden van het Sanhedrin en zei: ‘Broeders, ik heb een volstrekt zuiver geweten, want tot op de dag van vandaag heb ik mijn leven altijd in dienst gesteld van God.’ 2  Ananias, de hogepriester, gaf degenen die naast hem stonden opdracht hem op zijn mond te slaan. 3  Daarop zei Paulus tegen hem: ‘God zal ú slaan, huichelaar! U zit daar om volgens de wet recht over mij te spreken, en toch overtreedt u zelf de wet door bevel te geven mij te slaan?’ 4  De omstanders zeiden: ‘Scheld je de hogepriester van God uit?’ 5  Toen zei Paulus: ‘Ik wist niet, broeders, dat hij de hogepriester is. Er staat inderdaad geschreven: “Een leider van je volk mag je niet verwensen.”’ 6 ¶  Paulus wist dat het Sanhedrin deels uit Sadduceeën bestond en deels uit Farizeeën, en daarom riep hij hun toe: ‘Broeders, ik ben een Farizeeër uit een geslacht van Farizeeën, en ik sta hier terecht omwille van de verwachting dat de doden zullen opstaan!’ 7  Toen hij dit gezegd had, ontstond er onenigheid tussen de Farizeeën en de Sadduceeën en raakte de vergadering verdeeld. 8  De Sadduceeën beweren immers dat er geen opstanding is en dat engelen en geesten niet bestaan, maar de Farizeeën geloven zowel het een als het ander. 9  Er ontstond groot tumult, en enkele schriftgeleerden uit de kring van de Farizeeën stonden op en betoogden heftig: ‘Wij vinden dat deze man niets heeft misdaan! Het kan toch dat een geest of een engel met hem gesproken heeft?’ 10  Toen de onenigheid nog toenam, vreesde de tribuun dat Paulus door de leden van het Sanhedrin verscheurd zou worden. Hij liet een afdeling soldaten komen om hem te ontzetten en hem terug te brengen naar de kazerne. 11  Die nacht kwam de Heer bij Paulus en zei: ‘Houd moed! Want zoals je in Jeruzalem getuigenis van mij hebt afgelegd, zo moet je ook in Rome van mij getuigen.’(NBV)

Paulus staat net zo terecht als eens Jezus van Nazareth. Met een verschil dat in de loop van het proces zal blijken. Waren het in het proces van Jezus de Hogepriesters die de dienst uit maakten, die waren van de partij van de Saduceeën, nu waren er ook de Farizeeën vertegenwoordigd. Die Saduceeën behoorden tot de rijkste families in Israël. Zij oordeelden op grond van de Hebreeuwse Bijbel dat er geen opstanding van de doden zou kunnen zijn, de adem die God de mens in had geblazen keert bij de dood terug tot de borst van God staat er in Genesis en daar hielden zij zich aan. De Farizeeën geloofden dat God de onrechtvaardigden zou straffen en de rechtvaardigen die omgebracht waren toch zou belonen. Beiden konden zich voor hun standpunt op de Bijbel beroepen.

Het proces begint met de overtreding van de Hogepriester Ananias die Paulus op de mond laat slaan als die betoogt een zuiver geweten te hebben. Een dergelijke overtreding verwacht je niet van een Hogepriester. Paulus haalt daarom een verwensing uit Deuteronomium aan die volgens de geldende opvattingen gelijk stond aan een slag terug. En als hem gezegd wordt dat je een Hogepriester niet mag slaan, zoals in Exodus staat, dan antwoordt Paulus dat hij niet had geweten dat dit nu een Hogepriester was.  Het is de inleiding voor een ruzie tussen de twee partijen in het Sanhedrin. Paulus verkondigd de opstanding uit de doden, die opstanding zou komen, Jezus van Nazareth was immers de eerste geweest. Het is trappen op het hart van de Sadduceeën die vervolgens weer op het hart van de Farizeeën trappen. De ruzie tussen de twee partijen is het begin van de reis van Paulus naar Rome. Het is de tribuun duidelijk dat hij zijn Romeinse gevangene moet beschermen tegen de interne Joodse ruzie en hij laat hem naar de gevangenis brengen.

Voor ons is het een les. De vrijheid van meningsuiting dient altijd gerespecteerd te worden. De ruzie binnen het Joodse volk zou uiteindelijk uitmonden in een opstand die het einde zou betekenen van de Tempel. Het volk zou over het Romeinse Rijk verspreid worden. Het is niet einde van de dienst van Israël aan de God van Israël. Dat hebben Christenen nog wel eens misverstaan, zij denken dan dat zij de voortzetting zijn van Israël. Maar de voortzetting is in de Joodse godsdienst.   Het Christendom is een uitbreiding naar de Heidenen die betrokken worden op de dienst die de God van Israël aan zijn mensen vraagt: “Heb uw naaste lief als uzelf.” Als Saducceeën en Farizeeën dat aan hun volk zouden hebben voorgehouden zou er geen opstand geweest zijn. Het wordt de taak van Paulus die boodschap naar Rome te brengen. Het is onze taak die boodschap door te geven aan de hele wereld, door dat gebod in de praktijk te brengen, ook vandaag weer.

Plaats een reactie