Wee hun die kwaad in de zin hebben

Micha 2:1-5

1 ¶ Wee hun die kwaad in de zin hebben en op hun bed boze plannen smeden. Al in het ochtendgloren brengen ze die ten uitvoer, dat ligt in hun macht. 2 Willen ze een veld? Ze roven het! Willen ze een huis? Ze nemen het! Ze maken zich meester van huizen en hun bezitters, van mensen en hun eigendom. 3 Daarom-dit zegt de HEER: Over dit volk zal ik onheil brengen, een onheil dat jullie niet kunnen afschudden en waaronder jullie gebukt zullen gaan. Er wacht jullie een tijd van verschrikking! 4 Dan zal dit over jullie worden gezegd, dan zal deze weeklacht klinken: ‘Het is voorbij!’ zal men zeggen. ‘We zijn reddeloos verloren. Ons erfdeel wordt verkwanseld, het wordt ons ontnomen, ons land onder afvalligen verdeeld.’ 5 Daarom blijven jullie achter wanneer het volk van de HEER het land verdeelt. Niemand zal voor jullie het lot werpen wanneer het meetlint wordt gespannen. (NBV)

De samenstellers van het leesrooster van het Nederlands Bijbelgenootschap, dat we nu al bijna tien jaar lang volgen, hadden boven het gedeelte van vandaag de titel “Van God Los” gezet. De titel van een film over een jeugdbende in Venlo. Een film over jongeren die totaal losgeslagen waren en alles dat ze wilden hebben zich gewoon toeeigenden. Iedereen die in de weg stond werd daarbij vermoord. De bende is uiteindelijk opgepakt en de film laat zien hoe het zover had kunnen komen. In dit gedeelte van Micha gaat het inderdaad over mensen die alles wat ze willen hebben zich gewoon toe-eigenen. Ooit onder Jozua was het land verdeeld en was beloofd die ieder die het kwijt zou raken het erfdeel na 50 jaar weer terug zou krijgen. Micha roept uit dat de dieven die zich niet aan de richtlijnen van eerlijk delen houden bij de volgende verdeling niet mee mogen delen. Ook al is het eeuwen geleden, voor Micha speelt de verdeling door Jozua nog steeds een rol, al is volgens de Bijbelgeleerden de regel van dat teruggeven nooit echt in de praktijk gebracht. De Richtlijnen voor de inrichting van een menselijke samenleving die het volk in de Woestijn had gekregen, spelen bij Micha dus ook een grote rol.

En als er geen menselijke samenleving is dan treed de dood in. De gebruikelijke klacht voor de dode begint in Israël met “wee”. Hier lijkt de profeet de bozen toe te spreken alsof ze al dood zijn. Dat is minder vreemd dan het op het eerste gezicht lijkt. De doden zijn immers ook degenen die niet horen. Neem nu de bestuurders van die Nederlandse Bank die zichzelf een ton loonsverhoging per jaar toekenden. Sinds een aantal jaren wordt er al een discussie gevoerd over de rol die bestuurders van banken in de samenleving zouden moeten spelen. Dat zou een dienstbare rol moeten zijn met oog en gevoel voor de inrichting van een menselijke samenleving. Een samenleving waar de een zich niet verrijkt ten koste van een ander, een samenleving waar men elkaar kansen geeft en kansen gunt. Een samenleving waar mensen gesteund worden als dat nodig is. In een dergelijke samenleving is zelfverrijking niet aan de orde. Zeker niet als werkenemers geen enkele loonsverhoging krijgen en zelfs de kans lopen hun baan te verliezen. Zeker niet als jonge kopers op de huizenmarkt geen hypotheek meer kunnen krijgen en winkeliers en kleine ondermers geen kredieten. Zelfs de betitelingen van Micha op zijn boze tijdgenoten kunnen gebruikt worden voor deze bankbestuurders.

Micha leefde in een typische agrarische samenleving. Ziekten in het gewas, misoogsten door storm, regen, hagel en hitte kunnen landbouwers gemakkelijk tot armoede brengen. Het is niet altijd mogelijk van het land te leven en elke agrariër kan eens tegen deze tegenslagen oplopen. De richtlijnen voor de menselijke samenleving waarmee Israël haar samenleving zou hebben moeten inrichten hadden daar een paar bijzondere oplossingen voor. Families waren er om elkaar te helpen, lossers werden daarvoor aangewezen die mensen konden verlossen van leed en ellende. Als de agrariër zelf dood ging dan moest een familielid de weduwe tot vrouw nemen zodat haar kinderen konden opgroeien als erfgenamen van het familiebezit. Als ook de familie tot armoede vervallen was en men gedwongen was zichzelf en zijn familiebezit te verkopen dan kreeg de familie na vijftig jaar de kans opnieuw te beginnen, na zeven jaar moesten de slaven worden vrijgelaten. Een dergelijke solidariteit ontbrak in de dagen van Micha en ontbreekt ook nu nog. Wie ziek of invalide wordt moet zelf voor de kosten daarvan opdraaien, eigen risico heet dat. Wie hulp in huis nodig heeft om te kunnen overleven moet maar een beroep doen op de dorpsgemeenschap, ook als men in de grote stad woont. Samen delen van de rijkdom die in ons land tot stand wordt gebracht is er niet bij, men verrijkt zich liever. Wij worden overal in de Bijbel opgeroepen onze samenleving opnieuw in te richten, langs de richtlijnen voor de menselijke samenleving die ook wij van de God van Israël hebben ontvangen.

 

Plaats een reactie