Ze verzamelden de dertig zilverstukken

Matteüs 27:1-14

We beginnen deze week, die we de goede week noemen, met het lezen over een zelfmoord, de zelfdoding van Judas de volgeling van Jezus van Nazareth die in overleg met Jezus hem had overgeleverd aan de Priesters en Schriftgeleerden, de religieuze autoriteiten van zijn tijd. Nu is een zelfdoding een van de meest afschuwelijke manieren waarop je een geliefde kunt  verliezen. Vooral omdat je blijft zitten met de vraag of die geliefde eigenlijk wel genoeg gemerkt heeft hoeveel je die lief hebt gehad. Veel slachtoffers van zelfdoding laten een brief achter en veel nabestaanden van zelfdoders hadden gewild dat er in plaats van een brief een goed gesprek was geweest, een gesprek waar met volle overtuiging nog eens de liefde voor het slachtoffer had kunnen woren uitgesproken. Maar er is ook een vorm van zelfdoding die een protest is tegen het onrecht dat heerst in de samenleving. In Tjechië herinnert men zich Jan Palach die openlijk een einde aan zijn leven maakte omdat hij niet langer onder een dictatuur wilde leven, ook in Birma, Tailand en Tibet zijn er met enige regelmaat mensen die zichzelf in brand steken om een vuur te ontsteken tegen de duisternis waarin de heersende machten het volk houden. Ook Judas was een dergelijke protest moordenaar, hij protesteerde tegen het besluit een onschuldige in naam van de godsdienst van Israël ter dood te brengen.

De manier waarop Matteüs ons dit verhaal vertelt onderstreept nog eens de trouw van Judas aan Jezus. Judas een verrader noemen doet onrecht aan het verhaal zoals de Bijbel ons dat vertelt. Het wemelt hier van verwijzingen naar de boeken van de profeten. Zacharia had het al over de dertig zilverlingen, in zijn tijd de prijs voor een slaaf en hij had zich beklaagd dat de prijs voor de herder van Israël niet hoger zou zijn. De akker van de Pottenbakker wordt in het boek van de profeet Jeremia genoemd. De aankoop van die akker geeft hoop aan de armen dat er weer een tijd in Israël zal aanbreken dat men het aandurft akkers te kopen. Israël wordt in de boeken van profeten een lemen pot in de handen van God genoemd, God is dan de pottenbakker die moet beoordelen of de pot van nut is of als onnuttig stuk gegooid moet worden. De bestemming die de priesters aan de akker geven die met de dertig zilverlingen is gekocht, een begraafplaats voor dode vreemdelingen, doet de hoop opleven dat de priesters toch weer zich gaan houden aan de Wet van Mozes uit liefde voor mensen, want de zorg voor vreemdelingen staat voortdurend en zeer uitdrukkelijk in de wetten die gaan over de zorg voor de minsten en de armen. Van Judas wordt zelf ook aangenomen dat hij Priester was, hij had anders zijn dertig zilverlingen niet kunnen werpen in het huis van de Tempel, gewone gelovigen kwamen niet verder dan de voorhof.

Ondertussen begint het proces voor de stadhouder van de Romeinse Keizer. Het begint met het horen van de beschuldigingen en de getuigen die moeten dienen als bewijs voor de aanklachten. Prefect Pilatus begint met een eigen vraag: “Bent u de Koning der Joden”? Bij een volmondig ja was het proces klaar geweest, een bekentenis van een poging tot opstand want alleen de Keizer in Rome had de koninklijke waardigheid in Juda. Maar Jezus wijst er op dat het de prefect zelf is die alle gebeurtenissen en aanklachten op die manier vertaalt. Op de beschuldigingen die van alle kanten kennelijk worden aangedragen gaat Jezus niet in. Het is de prefect zelf die uiteindelijk zijn oordeel moet vellen over de waarde van de aanklachten. Maar hij is en blijft zelf verantwoordelijk voor het oordeel dat hij velt, voor het etiket dat hij er op plakt. Het is een les die ook wij ons ter harte kunnen nemen. Ook wij oordelen zo gemakkelijk. Petrus is een afvallige want die verloochend zijn band met de Heer, Judas is een verrader want die levert hem over. De hogepriesters en schriftgeleerden zijn alleen uit op macht. We hadden al kunnen lezen dat het Jezus was die Petrus in de positie bracht dat hij niet anders kon. We weten inmiddels ook dat Judas zijn nek uitstak om Jezus aan de macht te brengen in plaats van hem te laten doden. Ook de Hogepriesters en schriftgeleerden waren op niet anders uit dan het volk te behoeden voor een moordpartij door de Romeinse bezetter en tegelijkertijd het mogelijk te maken dat de Tempeldienst ongestoord voortgang kon vinden. Het oordeel over menselijk gedrag is niet aan ons maar aan God. De eerste zonde was juist dat mensen, Adam en Eva, zich de kennis over goed en kwaad eigen wilden maken. Voor Jezus van Nazareth zijn steeds de vruchten van het handelen bepalend. Worden mensen bevrijd, worden hongerigen gevoed en dorstigen gelaafd, gaan blinden zien en lammen lopen? Ook wij mogen op die vruchten letten, we zullen ze zelf moeten voortbrengen en dat is het enige dat telt, het kwade verdrijven met het goede, ook vandaag mag dat weer, daarom is de Goede week een goede week.

 

Plaats een reactie