Op Edom zet ik mijn voet.

Psalm 108

De Nieuwe Bijbelvertaling heeft zo hier en daar soms verrassende vertalingen van de oorspronkelijk Hebreeuwse tekst. Tot en met de Naardense Bijbel werd hier vertaald dat op Edom mijn schoen geworpen werd. Een gezegde dat we in Nederland niet kenden tot voor kort. In de zeventiende eeuw werd deze psalmregel door Petrus Datheen nog vertaald als “en Edom het volk zo koen, verwerp ik als mijn oude schoen” een merkwaardig rijm dat mede aanleiding was om in 1773 een nieuwe meer vrijzinnig gekleurde berijming te maken van de Psalmen, maar hij voelde al aan wat er oorspronkelijk bedoeld was. Het werpen van je schoen naar iemand is in het Midden Oosten al vanouds een grove belediging. Je vertrapt iemand, de toegeworpene is minder dan het stof onder je voeten en dat is met Edom hier ook het geval. Een bijzondere Psalm met zulke platte verwensingen. De Nieuwe Bijbelvertaling maakt er tenminste weer een Psalm van die je zonder vrees in de keurige burgerlijke kringen kan voorlezen die je in kerken aantreft.

Psalm 108 die we vandaag met de kerken meezingen is op zich al een bijzondere Psalm. Er is namelijk niet zo veel origineels aan. In onze cultuur is het overschrijven van andermans werk,zonder die ander te noemen,  plagiaat genoemd, een grove zonde die je aanzienlijke posities kan doen verliezen. In de Bijbel is het heel gewoon. Deze Psalm is bijvoorbeeld samengesteld uit delen van de Psalmen 57 en 60. Geleerden vermoeden dat de Psalm is ontstaan bij een liturgische plechtigheid waar de onderdelen uit de beide Psalmen zeer bij pasten maar waar het toch te ver ging die twee psalmen in hun geheel te zingen. De passende delen bij elkaar tot een nieuw lied maken lost dan je liturgische problemen op. In onze Kerken zingen we ook wel eens een keus uit de coupletten van een lied omdat alle coupletten van dat lied te zingen weer wat te veel zou zijn.

De Psalm bezingt de grootheid van de God van Israël. Een grootheid die Israël zelf grootser maakt dan de omringende volken, Moab, Filistea en Edom. Die hadden natuurlijk ook hun eigen goden. Nu kun je wel plagend roepen dat die goden afgoden waren die ze zelf hadden gemaakt en die dus ook niet werkten maar daarmee maak je je eigen God niet groot. De dichter van de psalmen die ook deze Psalm vormen heeft dat opgelost door een heel oude aanduiding voor de God van Israël te gebruiken. Niet de gebruikelijke Naam bestaande uit vier medeklinkers die iets zou moeten betekenen als Ik zal er zijn, maar het “Elohiem” de godsnaam in meervoud waarbij van alle goden alleen de God van Israël iets betekent, alle goden vallen hier samen met de God van Israël. Vernedender kan het voor de goden van de omringende volken niet zijn. Ook voor ons bevat dit een boodschap. Wij kunnen nog zo hard de goden van winst en profijt nastreven, denken dat rijkdom ook genade van God betekent en armoede straf van God, het tegendeel is waar. Uiteindelijk zullen de rijken moeten delen om de armoede op te heffen op de wereld. De God die dat voorschrijft is namelijk de sterkste macht op aarde. Wij mogen elke dag opnieuw zijn helm en zijn scepter zijn, ook vandaag weer.

Plaats een reactie