Dat de bergen druipen van de wijn

Amos 9:7-15

Profeten zijn geen toekomstvoorspellers maar mensen die vanuit de blikrichting van de God van Israël vertellen hoe het met de mensen zal aflopen als het gewoon zo door gaat. Dat is ook met de profeet Amos zo. Zijn taak was het het volk van Israël, opgesplitst als het was in Israël en Juda, tot een ander godsdienstig gedrag te brengen. Vooral in het rijkje Israël was dat kennelijk nodig. De Heiligdommen voor de God van Israël waren daar niet meer te onderscheiden van de Heiligdommen voor Baäl zoals die in heel Kanaaän gebruikelijk waren. En de volken van Kanaaän waren overwonnen door de werldmachten die in de dagen van Amos alle landen en landjes inlijfden en de bevolkingen verspreidden over hun eigen wereldrijk. Zo zal het dus ook gaan met het volk van Israël en het volk van Juda nu ze kennelijk niet veranderen. Zij die zich het minst aantrekken van de dreiging van de wereldmachten en denken dat het wel los zal lopen zullen door het zwaard gedood worden. De anderen worden verspreid over de aarde.

En dan ziet Amos een nieuwe toekomstmogelijkheid. Een nieuwe aarde lijkt het wel. Het is zo nieuw dat sommige Bijbelgeleerden denken dat dit mooie visioen later aan het boek Amos moet zijn toegevoegd. Maar het hoort er wel bij. Als je de mensen in dat grote wereldrijk zou kunnen zeven dan zeef je de gelovigen in de God van Israël er uit, die blijven als harde steentjes op de zeef liggen. Ze mengen zich niet met de volken waar ze inwonen. Ze blijven zich aan de spijswetten houden, ze blijven de Sabath in ere houden en het voornaamste is dat je ze herkent aan het liefhebben van hun naaste als zichzelf, de manier waarop ze hun God liefhebben boven alles. Die God blijft in het centrum van hun leven staan. Daarbij blijven ze verlangen de Wet van die God, de richtlijnen voor de menselijke samenleving ook tot middelpunt van de samenleving te maken. En Amos ziet dat een dergelijk hardnekkig verlangen, over generaties heen niet anders dan kan uitlopen op de herbouw van Jeruzalem en de herbouw van de godsdienst van de God van Israël.

En een land schetsen waar de God van Israël het centrum van de samenleving is is niet zo moeilijk. Dan druipen de bergen van wijn. Wie wel eens door Duitsland over de Rijn of de Moezel varend de bergen bedekt met wijngaarden heeft gezien weet dat de indruk van overvloed die daarvan uit kan gaan overweldigend is. Zo ziet Amos het nieuwe land dat zal ontstaan uit de volhouders van het geloof in de God van Israël, de mensen die zelfs in de zwartste tijden van de ballingschap het vertrouwen behouden dat de richtlijnen voor de menselijke samenleving een land kan opleveren waar echt iedereen mee kan doen, waar plaats is voor allen en waar geen armoede meer heerst. Waar alle tranen gedroogd zijn en waar de God van Israël de Tempel waar zijn Wet wordt bewaard gebruikt als een rustbank voor zijn voeten. Zo is het hele boek van Amos een waarachtig boek van hoop geworden voor de armen. Uiteindelijk zijn het niet de rijken, de hoogmoedigen, de uitbuiters en onderdrukkers die overwinnen, is het niet het bedrog dat de samenleving tekent, maar overwint het goede van de God van Israël. Die hoop is er ook voor ons als wij opnieuw beginnen onze naaste lief te hebben als onszelf. Dat mag elke dag opnieuw, ook vandaag weer.

Plaats een reactie