Jullie vertrappen de zwakken

Amos 5:10-20

Het is ergste is volgens Amos dat het handjevol mensen dat zich blijft bezig houden met het recht, vooral het recht voor de armen, veracht worden. Je telt niet mee als je opkomt voor het recht. Ze verafschuwen wie de waarheid spreken. In onze dagen zie je bijna het omgekeerde. Vrijwilligers die werken bij de voedselbanken worden graag in het zonnetje gezet. Het zijn in de publieke opinie de goede burgers die nog wat over hebben voor hun naaste. Wie in een goed licht wil komen te staan zet weer eens wat van die vrijwilligers in het zonnetje. Maar de steun is schijn. De voedselbanken hebben de grootste moeite om te voldoen aan de toenemende vraag van het steeds groter wordende leger van armen. Zij die de vrijwilligers in het zonnetje zetten doen er beter aan te zorgen voor een goede voorraad voor de voedselbanken.

Voor wie in onze samenleving de waarheid spreken is het nog erger. Er was een tijd dat heel het volk opschrok als de klokken begonnen te luiden. Op de vaste tijd moest men naar de kerk om de waarheid te horen verkondigen, maar buiten de vaste tijden betekende het luiden van de klokken dat er iets ergs gebeurd was. Wie misstanden in maatschappelijke organisaties en bedrijven naar buiten brengt wordt tegenwoordig ook klokkenluider genoemd. Ondanks alle simpatie die er is voor klokkenluiders vergaat het hen in het algemeen niet goed. Ze verliezen hun baan en raken niet zelden aan lager wal. Alle maatregelen om hen te beschermen ten spijt. We zouden wat meer bronzen standbeelden voor ze moeten oprichten, ter waarschuwing voor hen die kwaad in de zin hebben.

In de dagen van Amos mochten de armen de aren rapen die bij het oogsten op de akker waren gevallen, aan de randen van de akker liet men aren staan zodat die geoogst konden worden door de armen. Maar de rijken eisten dat ook de armen belasting betaalden, ze moesten een deel van het graan afstaan om legers van te betalen en paleizen voor de heersers. Amos roept zijn volk op het goede te doen en niet het kwade. In zijn dagen groeide de overtuiging dat er een dag zou komen dat de goeden echt beloond zouden worden en de kwaden echt gestraft. Dan zou er een wereld komen waar alle tranen gedroogd zouden zijn, waar geen armoede zou bestaan en waar je zelfs niet meer bang hoefde te zijn voor wilde dieren. Wie niet aan die aarde had willen meewerken zou buitengeworpen worden in de buitenste duisternis. Wie er aan mee had gewerkt of slachtoffer was geworden van de dienaren van het kwaad mocht op die nieuwe aarde wonen. Wij zijn nog steeds op weg naar de nieuwe aarde, elke dag mogen we er weer aan werken, ook vandaag.

Plaats een reactie