Jezus Christus, zoon van David, zoon van Abraham

Matteüs 1:1-17

Vandaag beginnen we te lezen in het Evangelie van Mattheüs. Het verhaal over de bevrijding van de armen zoals opgetekend in een boek dat ontstond tussen 40 en 70 na het begin van onze jaartelling. Dat het geschreven is door ene Mattheüs staat nu niet direct in de oudste handschriften. Maar in de loop van de geschiedenis is men gaan aannemen dat dit verhaal is opgetekend door de tollenaar Mattheüs, die tijdens het leven van Jezus een volgeling was. Het boek zou later in Antiochië kunnen zijn ontstaan. Daar was een grote gemeente van volgelingen van Jezus na diens dood ontstaan. Het was ook de plaats waar Paulus werd opgeleid tot zendeling. Het evangelie van Mattheüs richt zich volgens de geleerden op de Joden, het vooronderstelt in elk geval kennis van de Hebreeuwse Bijbel zoals wij die kennen in het Oude Testament. Geen wonder dus dat juist dit boek het eerste boek is geworden van het Nieuwe Testament. Het Evangelie van Mattheüs begint met een geslachtsregister. Dat is tenminste de vertaling uit het Hebreeuws. In het Grieks staat er eigenlijk “wording”, of “geschiedenis” van Jezus van Nazareth. In het Evangelie van Lucas staat ook een geslachtsregister. Dat verschilt nogal van het register zoals hier in het Evangelie van Mattheüs staat. De Bijbel is nu eenmaal geen geschiedenisboek en wie de Bijbel van kaft tot kaft letterlijk wil nemen moet maar eens de verschillen tussen de beide stambomen van Jezus uit proberen te leggen. Wetenschappers hebben dat al vaak geprobeerd maar ze hebben het uiteindelijk opgegeven. Er is geen beginnen aan.  Jezus van Nazareth wordt hier met zijn Griekse namen aangeduid. Jezus Christus. Jezus is het Grieks voor Jozua en Christus betekent de Gezalfde. In de Joodse Traditie zou hij de Bevrijders, de Messias, zijn die aan het volk het land teruggeeft zoals Jozua het land verdeelde onder de families en de stammen van het volk na de intocht. Maar het geslachtsregister van Mattheüs wijst er op dat de geschiedenis vreemde wendingen kan nemen. Zo komt Tamar er in voor, schoondochter van Juda, die de hoer moest spelen om Juda er toe te brengen haar als weduwe tot vrouw te nemen en haar daardoor te beschermen. Ruth komt er ook in voor, een vreemdelinge nog wel, die als weduwe aanspraak maakte op de bescherming door de familie van Boaz. Zij werd de stammoeder van het geslacht van David, de grootste koning die er volgens de Joden is geweest. Jozua had die familie land gegeven in Bethlehem, daarom gingen Jozef en Maria daar heen staat er in het Evangelie van Lucas.  Zo legt Mattheüs verbinding tussen de belofte aan Abraham dat Israel een groot volk zou worden, de verdeling van het land die elke 50 jaar herhaald moest worden, het Koningschap van Jezus van Nazareth, en het opnemen van vreemdelingen in deze geschiedenis. Aan het begin van het verhaal dus ook aan ons de vraag of we in deze geschiedenis mee willen gaan doen.

Plaats een reactie