‘Ik ben uw dienaar, heer.’

2 Samuel 9:1-13

Ooit hadden David en Jonatan afgesproken dat David koning zou worden en Jonatan zijn eerste minister. Nu David een onomstreden koning van Israël is geworden blijkt dat David die afspraak niet is vergeten. In de tijd dat Isboset nog Koning was over het Noordrijk werd Mefiboset al genoemd. Zijn verzorgster had hem laten vallen toen ze hoorde dat Jonatan gedood was in de oorlog met de Filistijnen. Als gevolg daarvan kon Mefiboset niet op eigen benen staan. Het huis van Saul is dus afhankelijk geworden van anderen, van de Koning in de eerste plaats. David beseft dat en laat zijn dienaren op zoek gaan naar overblijvenden van het huis van Saul. Overblijvenden zijn ook de meiden en de knechten, de slaven van het huis. En een knecht wordt gevonden. Een opperknecht wellicht die het toezicht op zich had genomen van alle bezittingen van Saul en daarvan ook zelf ruim profiteerde.

David informeert dan of er nog rechthebbenden zijn, directe afstammelingen van Saul. Er is er nog een. Hij die schande verspreidt, want dat betekent Mefiboset, de lamme. Hij woont in Nergenshuizen. Geen vertaling vertaalt dat zo, maar het staat er wel. Makir staat voor Manasse, de stam die het minst in tel was, daar woont hij bij Ammiël, dat “volk van God” betekent in Lo-Debar, dat “geen woord, geen daad” betekent. Aan de rand van de samenleving in vergetelheid, niet in staat een eigen weg te gaan, daar is het huis van Saul terecht gekomen. David nu besluit ook Mefiboset recht te doen. Deze nazaat van Saul hoort aan het hof. Zijn knechten horen voor hem te werken en bij de verdeling van het land door Israël heeft ook de familie van Saul land gekregen om van te leven. Zo krijgt Mefiboset de bezittingen van Saul terug, mag  Siba met zijn hele familie voor Mefiboset werken, en zichzelf en zijn familie daarvoor onderhouden en komt Mefiboset zelf aan het hof van David wonen, waar op koninklijke wijze voor hem gezorgd kan worden.

Zo doet David recht aan de armen, aan de lammen. De lammen laten lopen is een beeld van gerechtigheid dat in de Bijbel vaak voorkomt. Het verhaal over Mefiboset sluit dan ook aan op de verhalen dat David vrede bracht en recht en gerechtigheid bracht in Israël. Niet de wraak regeert hier, niet de dood dus, maar het leven regeert. Zo hoort een koning naar het hart van de God van Israël te regeren. Zo kan het dus, zo zal het niet altijd gaan als het over mensen gaat en ook daar zullen we in de verhalen over David nog wel achter komen. Ondertussen speelt er toch ook nog een beetje politiek een rol tussen de regels. David is getrouwd met de dochter van Saul, Michal, die woont ook weer aan het hof al is de verhouding met haar weinig vruchtbaar. Nu woont ook de laatste afstammeling van Saul aan het hof van David. Die afstammeling kan zelf niet uit de voeten en vormt dus geen concurentie of bedreiging. Het koningschap van David is gelegitimeerd, naar de God van Israël en naar het volk, naar menselijke maatstaven. We mogen beide wegen dus gerust bewandelen, zolang het effect maar is dat de minste een hand krijgt, dat lammen leren lopen en blinden het gezicht krijgen, dat recht en gerechtigheid ook voor de armen bestaat. Daar mogen ook wij elke dag weer voor opstaan, ook vandaag weer.

Plaats een reactie