“Moet Saul onze koning zijn?”

1 Samuel 11:1-13

Kijk zo’n koning zouden wij ook wel willen. Een koning die voor zijn eigen inkomen zorgt en het volk bijeen weet te krijgen als het volk bedreigd wordt. Van Saul wordt in het verhaal van vandaag immers vertelt dat hij met behulp van een span ossen het land aan het ploegen was. Maar dat beeld van een boer die zijn werk in de steek laat om het volk te redden van plundering door de vijand hoorde bij de tijd van de Rechters. Koningen doen anders. Koning Nachas van de Ammorieten geeft het voorbeeld. De Ammorieten hadden niet een natuurlijke grens om hun land, een bergketen, of een zee, of een rivier waar je niet over kon. De grenzen van hun land vroegen daarom steeds om uitbreiding zodat ze veilige grenzen hadden waar de vijand geen invloed had. Toevoegen van de stad Jabes aan hun gebied zou die doelstelling van veilige grenzen een stuk dichterbij brengen. Bovendien konden ze dat volkje van Israël laten weten niet een grote borst op te zetten.

De vernedering van Israël zou moeten komen van het uitsteken van het rechteroog van de mannen van Jabes. Voor ons een wrede straf, maar in de dagen van Saul een belangrijk militair gegeven. Als je rechteroog is uitgestoken kun je niet meer met pijl en boog schieten. En naast het zwaard waren pijl en boog in een oorlog geduchte wapens. Het uitsteken van het rechteroog was dus ook een vorm van ontwapening van de vijand. Geen wonder alles bij elkaar dat de inwoners van Jabes eerst wel eens wilden weten of ze op hulp konden rekenen. Electronica om met anderen te communiceren was er niet. Het hing van bodes af die te paard of te voet het land moesten doorkruisen. Zo kwamen ze bij Saul die de leiding nam zoals een leider de leiding moet nemen. Een slachtoffer van rundvee was het voorbeeld dat aansprak. Wilde je geofferd worden voor een vreemde God of doe je mee voor je eigen God van Israël. Ze deden mee, ook de stammen van het overjordaanse sloten zich aan. Israël en Juda werden tot één volk. met één leger. Dat was wel eens anders geweest en zou ook in de toekomst anders worden.

Er wordt van Saul verteld dat hij handelde in de Geest van de God van Israël. En dus is het voor ons van belang na te gaan wat er aan het handelen van Saul nu in de Geest van die God zou kunnen geweest zijn. Dat doden van vijandelijke soldaten in elk geval niet, maar Koning Nachas was niet gestopt met zijn veldtocht toen hij merkte dat de inwoners van Jabes hulp kregen. In het Hebreeuws staat dat ze niet zozeer om hulp hadden geroepen maar om een verlosser en Saul trad op als verlosser. Hij betrok bij de veldtocht het hele volk als een eenheid en dat was wat Samuël ook had geprobeerd met zijn volksvergaderingen. Niet langer handelden de stammen afzonderlijk maar deed iedereen mee. Ook bij ons moeten we dus niet het volk opdelen in groepen op grond van afkomst maar iedereen mee laten tellen. Verder claimt Saul niet de eer van de overwinning voor zichzelf. Dat er mensen zijn die zich niet kunnen vinden in zijn koningschap dat zal wel, de overwinning komt de God van Israël toe, die verdient de eer en daar verzette niemand zich tegen. Van een tegenstelling tussen de God van Israël en de Koning is in dit verhaal geen sprake. Dat moet ook bij ons niet het geval zijn. Ook bij ons zal bij het aantreden van een nieuwe koning de zorg voor de zwaksten in het land voorop moeten staan. We hebben daar in onze dagen een uitgelezen gelegenheid voor.

 

Plaats een reactie