Die machtigen de moed beneemt

Psalm 76

Vandaag zingen we een Psalm met de kerk mee die in de Joodse traditie een lied is geworden dat bij het Loofhuttenfeest hoort. Dit oogstfeest in het najaar herinnert de gelovigen er aan dat voordat er huizen waren het volk jarenlang door de woestijn heeft moeten trekken voordat het beloofde land kon worden binnengetreden. Er hoort dan ook niemand beter te zijn dan een ander. Maar als je vanuit je loofhut de stad bekijkt is het niet minder dan een wonder dat een klein volkje van zwervers door de woestijn dit allemaal bereikt heeft. Een schitterende stad met een prachtige Tempel waar een heerlijke godsdienst wordt beleden. Het kan niet anders dan de God van Israël heeft dit voor elkaar gemaakt en je zult er de God van Israël dankbaar voor moeten zijn. Dat het ook allemaal kan blijven bestaan en niet ingepikt wordt door al die zogenaamd zo machtige en belangrijke wereldrijken moet ook wel te danken zijn aan de God van Israël.

Toen de Hebreeuwse Bijbel in het Grieks werd vertaald vroeg men zich af wanneer dit lied zou kunnen zijn ontstaan. Uiteindelijk is Jeruzalem, hier aangeduid als Salem en Sion, verschillende keren ingenomen en verwoest. Waarna het weer kon worden opgebouwd als het volk de afgodendienst had afgezworen en zich weer had geschaard onder de dienst aan de God van Israël. Men herinnerde zich toen het verhaal over de belegering van Jeruzalem door de Assyriërs, toen Hizkia koning van Israël was. Hizkia had alle altaren en tempels van de afgoden als Baäl en Astarte laten vernietigen in Juda. Toen de Assyriërs het beleg voor Jeruzalem hadden opgeslagen en riepen dat er geen God was geweest die hen hadden kunnen tegenhouden had Hizkia bevolen de poorten gesloten te houden en te vertrouwen op de God van Israël. In het grote en sterke leger van Assyrië was toen een epidemie uitgebroken en dat leger was op de vlucht geslagen achterna gezeten door het leger van koning Hizkia. Die verwijzing van de Griekse vertaling naar deze gebeurtenis is er dus achteraf bij gezet.

Het loflied op de prachtige stad is dus eigenlijk een tijdloos loflied. Van de Joden leren we dat het het beste gezongen kan worden vanuit het besef dat we ook allemaal in een tent als zwervers zouden kunnen wonen. Dan beseffen we pas dat ook onze steden en onze huizen een geschenk zijn van de God van Israël. Want die huizen en die steden blijven alleen leefbaar als daar liefde heerst. Als buren bereid zijn voor elkaar te zorgen en elkaar te beschermen tegen onrecht en kwaad. Als overheden toezicht houden op onderhoud en veiligheid omdat de zorg voor hun burgers bij hen voorop staat. En zoals Paulus ons heeft geleerd, daar waar liefde voor mensen is, is God zelf aan het werk. God zelf maakt ook uit wie hij voor zijn werk wil gebruiken. Wij mogen alleen dankbaar zijn en onze dankbaarheid tonen door oog te blijven hebben voor de minsten onder ons en ons in te zetten voor de minsten zodat Gods liefde ook door ons zichtbaar wordt voor de wereld. Dat zal ook de profiteurs en de oplichters afschrikken misbruik te maken van onze behoefte in steden te wonen en ons dagelijks naar ons werk te verplaatsen. Gelukkig mogen wij ons elke dag opnieuw bij die beweging van Gods liefde aansluiten  ook vandaag weer.

Plaats een reactie