Het komende koninkrijk

Marcus 11:1-11
 
Vandaag klinkt in het leesrooster van het Nederlands Bijbelgenootschap, dat we hier volgen, het feest van  Palmpasen door.  In dat verhaal bereid men zich kennelijk voor op de komst van dat nieuwe koninkrijk dat al heel lang beloofd was. Ooit, in de woestijn, was er een Wet en een God die zeiden dat je moest delen wat je had met elkaar. Later in de loop van de geschiedenis was er een koning David die vanuit die instelling de vijanden versloeg en vrede in het land bracht en waren er profeten geweest die steeds weer riepen dat het volk van die weg af dwaalde en dat als men op die weg terugkeerde het rijk van vrede en recht zou komen. De profeet Zacharia had zelfs gezegd dat er een zachtmoedige koning van de vrede zou komen die niet hoog te paard omringt door soldaten zijn intocht zou doen maar op een ezelsveulen.

Nu was daar die Jezus van Nazareth. Die had het ook steeds over dat Koninkrijk, dat niet een Koninkrijk zou zijn zoals we dat overal in de wereld tegenkomen. Een koninkrijk van macht en aanzien, van economische groei ten koste van de armen in de wereld, maar een koninkrijk van dienen, van zorg voor de armen. Marcus vertelt het verhaal van de intocht op een geheel eigen manier. Het begint al in Jericho als Jezus, gevolgd door een grote menigte, optrekt naar Jeruzalem. Onderweg kwamen ze een blinde tegen die Jezus begroette als Zoon van David, de komende koning dus. Dat had hij goed gezien en hij kon als ziende mee met de stoet. Toen ze nog maar een paar kilometer van Jeruzalem waren begon Jezus van Nazareth zijn eigenlijke intocht. De ezel werd gehaald. Ze kregen de ezel mee omdat, zoals uit de Griekse tekst te lezen is, de leerlingen in het midden lieten of de Heer, de Keizer was of  Jezus van Nazareth, die ezel nodig had.

Onder het zingen van Psalm 118 begon de tocht. Jezus van Nazareth gaat naar de plaats waar de Wet van de Woestijn een centrale plek had gekregen, Jeruzalem.  De reis naar Jeruzalem werd een soort demonstratie, een met mantels versierde ezel, takken van de bomen, mantels op de grond en juichen voor het nieuwe Koninkrijk. Als je van die takken hoort denk je onwillekeurig aan het Loofhuttenfeest als er hutten van takken gebouwd worden als herinnering aan de reis door de woestijn. Dwars tegen de Romeinse bezetter in wordt dat nieuwe rijk van David, het koninkrijk van vrede en recht alvast door de mensen uitgeroepen. Maar zo eenvoudig is het niet, er zal gewerkt moeten worden. Als het dus laat in de avond is geworden, en Jezus van Nazareth gezien heeft wat er van de Tempel echt is geworden, gaan ze weer terug. Vrede en recht vestigen zich niet op aarde als we er allemaal om juichen. Daarvoor is het offer van Jezus van Nazareth nodig geweest en ons offer, ons werk voor de minsten van de aarde dat we elke dag opnieuw mogen doen, totdat het rijk zal aanbreken.

Plaats een reactie