Het tumult van de volken.

Psalm 65
 
Vandaag is een dag om te zingen, daarom zingen we mee met een psalm. Maar de eerste regel van deze psalm “U komt de Lof toe”, laat zich ook lezen als “Voor U is stilte een lofzang”. En dan dringt het misschien tot ons door dat we God nog maar weinig lof toezingen want stilte is een zeldzaam goed geworden in onze samenleving. Ooit waren de zaterdag of de zondag de dagen waarop gelovigen zich terugtrokken in huis, synagoge of kerk om los van werk en winst met hun dierbaren samen te zijn en zich te oefenen in het delen van liefde en van wat ze hadden. Niet dat alles vroeger beter was want in de loop van de eeuwen was die rustdag een dag van verstarring geworden in plaats van een dag van liefde. Maar juist in die stilte kun je je bewust worden van de betekenis van het lawaai van alle dag en van de liefde die je daardoor vergeet te delen.

Daarom is het te betreuren dat onze samenleving zo vergeven is van lawaaivervuiling. Daarbij komt nog dat ook de rustdag verloren is gegaan. De zondag is verworden tot koopzondag en zelfs gemeenten waar de zondagsrust nog een religieus gegeven is, zijn verplicht om zondagen aan te wijzen waarop winst en werk weer voorop mogen staan. Nu is het voorop zetten van winst en werk ook een religieus gebeuren, want dat zijn de goden die vandaag door menigeen in het midden van het bestaan worden gezet. Het zijn ook de luidruchtigste goden die het zeker niet van de stilte moeten hebben. Psalm 65 zet daar een heel ander beeld van een God tegenover. De fouten die je maakt in de loop van de week tellen ineens veel minder zwaar, ze worden je vergeven, en het wordt dus een stuk gemakkelijker je fouten te vermijden en goed te maken de komende week, als er iets misgaat dan wordt je dat vergeven.

Het maken van winst is ook niet meer het uiteindelijke doel. Failliet en ontslag zijn niet de straffen die deze God uitdeelt, dat zijn de straffen van de goden van winst en werk. Al het lawaai valt weg, het geraas van de zee, het gebulder van de golven en het tumult van de volken. Die zee en die golven zijn in de Bijbel heel vaak symbolen voor dood en bedreiging, dat tumult van die volken kennen we zelf maar al te goed, we horen het gebulder van kanonnen en het geraas van de geweren of we er bij geweest zijn. Nee er staat iets geheel anders tegenover, overvloed, koeien die weer in de wei mogen, graan in overvloed zodat iedereen te eten heeft. Ze zingen en juichen elkaar toe besluit de psalm. Droogte in Afrika is voorbij, vol water staat de rivier van God. We weten dat het kan, als we maar zouden willen delen. In oude woorden heet het dat we de weg van die God zouden moeten durven gaan. Ophouden dus met het aanbidden van de goden van werk en winst, maar terug naar recht en rechtvaardigheid.  Opdat de einden der aarde niet vergeefs blijven hopen. Dan is er pas echt reden om te zingen.

Plaats een reactie