Jij zult het er levend afbrengen.

Ezechiël 33:1-9

Het is gemakkelijk om dat wat profeten zeggen naar de toekomst te verleggen. We hebben er zelfs een spreekwoord voor: “Na ons de zondvloed”. We hoeven dan immers niet te reageren op wat profeten zeggen? We kunnen het dan zelfs mooi vinden en waardevol. Je kunt er zelfs hele religies op bouwen. De Religie van de eindtijd. Deze wereld zal vergaan en er komt een nieuwe hemel en een nieuwe aarde. Op zich is dat wel waar, maar het is geen reden om het daarbij te laten. Die verhalen over de eindtijd zijn een waarschuwing voor ons. Als die eindtijd aanbreekt, waar staan wij dan, waar zijn wij dan te vinden? Zitten we stil te wachten op alles wat nieuw wordt? Of waren we alvast begonnen met die nieuwe hemel en die nieuwe aarde, waren we de hongerenden aan het voeden, de naakten aan het kleden, de blinden laten zien en de lammen laten lopen?

Het gedeelte dat we vandaag uit het boek van Ezechiël lezen laat ons zien waar het om draait als het gaat om de uitspraken van profeten. Maar dat gedeelte laat ons ook zien dat we zelf profeten moeten worden. Ezechiël is de profeet van het zien, van levende beelden. En zelfs in onze dagen kunnen we de stadsmuur herkennen met de wachter er op. In de verte zie je een geweldig leger aankomen dat de stad zal willen bedreigen. Wat staat je als wachter te doen? Je moet waarschuwen. Natuurlijk kun je bedenken dat het leger dat je ziet aankomen om de stad zal heentrekken, dat het naar een andere vijand op weg is, dat je stadsmuren zo sterk zijn dan het zich daardoor wel zal laten afschrikken. Er zijn altijd vele redenen die te bedenken zijn om maar even niks te doen, om niet te hoeven waarschuwen voor naderend onheil. Maar, zegt Ezechiël hier, je bent dan ook zelf mee verantwoordelijk voor de gevolgen.

Wat is dan het onheil waarvoor wij gewaarschuwd moeten worden? We hebben geen vijand meer aan de oostgrens, we hebben geen vijand meer verder weg in het oosten. Ook de Islam is niet onze vijand en haar gelovigen zijn niet uit op onze ondergang. Uit de Bijbel weten we dat de grootste vijand van de God van Israël het onrecht is aan mensen aangedaan, het lijden en het onrecht, het uitbuiten van de zwakken, het verwaarlozen van de zorg voor de minsten. En voor die vijand mag ook in onze dagen wel gewaarschuwd worden. Het afpakken van de extra steun voor de zwakste kinderen, het afpakken van de PGB waardoor gehandicapten zelfstandig kunnen blijven wonen en kunnen gaan werken, het afschaffen van de beschermde werkplaatsen, het wegbezuinigen van de ontwikkelingssamenwerking, het korten op de steun voor oudere werklozen om weer aan het werk te kunnen. Dat alles om de bonussen en de hoge inkomens van de rijken te beschermen. Je zou mogen verwachten dat kerken en predikanten daartegen te hoop lopen, dat de schreeuw van de schoonmakers versterkt wordt door de wachters die de zorg voor de minsten prediken, misschien moeten we daar dus vandaag maar mee beginnen, zodat we niet mee verantwoordelijk worden voor het onheil dat ons bedreigt.

 

Plaats een reactie