Mij ontbreekt niets

Filippenzen 4:10-23

Onze riemensnijdende tentenbouwer Paulus van Tarzus had het niet altijd even gemakkelijk op zijn zogenaamde zendingsreizen. Hij had dan wel vaak het geluk ontvangen te worden door rijke nieuw geworven Christenen, vooral vrouwen worden daarbij in de Bijbel genoemd, maar als de gemeente eenmaal vaste grond had dan waren er weduwen, armen, slaven en zieken die de aandacht vroegen en het geld van de jonge gemeente nodig hadden. Paulus moest dan met werk zelf de kost verdienen en omdat ook het onderwijzen en steunen van de jonge gemeente tijd kostte was dat niet eenvoudig. Toch blijkt uit veel brieven dat Paulus er een eer in stelde zelf in zijn eigen onderhoud te voorzien. Een gemeente van Jezus van Nazareth is er niet om voorgangers rijk te maken of zelfs maar een gemakkelijk leventje te bezorgen, ook vandaag de dag niet.

Gemeenten die eenmaal op orde waren en Paulus niet meer nodig hadden kwamen als hij vertrokken was pas tot de ontdekking hoeveel hij eigenlijk waard was geweest. Verschillende keren lees je in de brieven van Paulus dan ook bedankjes voor de gaven die de gemeenten Paulus achterna hadden gestuurd. Dat lees je hier ook. Later zou Paulus zelfs een inzameling beginnen onder de door hem gestichte gemeenten om de gemeente in Jeruzalem te steunen. Die had het erg moeilijk door de door Paulus begonnen vervolgingen en Paulus roept voor hen de gemeenten dan ook herhaaldelijk op geld bijeen te brengen.

In het allerlaatste zinnetje van de brief, net voor de zegenbede, steekt Paulus de gemeente in Filippi nog even een hart onder de riem. Hij reisde niet alleen rond dus is het niet zo vreemd dat hij besluit met de groeten te doen van iedereen die met hem meer reisde. Maar dat het vooral degenen zijn die in dienst van de keizer staan is vreemder. Wie dat geweest zijn weten we niet, maar als het geloof in Jezus van Nazareth al doorgedrongen is in het huis van de Keizer van Rome dan kan een omwenteling in de Romeinse Rijk niet ver meer zijn. En in de dagen van Paulus leefde men in de veronderstelling dat de nieuwe hemel en de nieuwe aarde onder handbereik waren. Dat geloof mogen we vandaag ook delen. Als we willen dat onze samenleving hoort bij een wereld waarin iedereen mee mag doen, waar gedeeld wordt met de minsten en gezorgd wordt met de zwaksten hoeven we er alleen maar mee te beginnen, gewoon de naaste liefhebben als jezelf. Daar mag je iedereen in meenemen en elke dag opnieuw mee beginnen, ook vandaag. Dat is de genade van Jezus van Nazareth, de echte Heer van de wereld.

Plaats een reactie