Ik ben verzwakt en arm

Psalm 86
 
Vandaag zingen we een psalm over verootmoediging. En verootmoediging is nu typisch zo’n religieuze term waarvan we de betekenis zijn vergeten, bedekt als ze is door een heleboel lege religieuze termen. De Psalm die we vandaag zingen helpt ons misschien er iets van te begrijpen. De psalmdichter bidt tot God om hem te behoeden, want hij is aan God toegewijd. Horen bij de God van Liefde en Recht is kennelijk een gevaarlijke zaak. Dan moet je gered worden want je wordt bedreigd door vijanden. Joden en Islamieten kunnen daarover meepraten. In beide tradities kennen ze zowel de kant van het feest als van de verootmoediging zoals de psalmdichter die voorzingt.

In de Joodse traditie begint de nieuwe dag bij het vallen van de nacht en op vrijdagavond wordt op dat uur de Sabbat begroet. Bij de Islam sluit het vallen van de nacht de dag af en tijdens de Ramadan mag je overdag niet eten maar wel in de nacht. Wij zijn in onze cultuur bijna vergeten de tijd op die manier te markeren. Wij hebben door de electriciteit de nacht in dag veranderd en de ochtend en de avond hebben nauwelijks een bijzondere betekenis meer. In Jodendom en Islam is dat nog anders. Daar klinkt nog de roep om de hele dag met de Heer van alles bezig te zijn.

In de Psalm is er geen andere Heer dan God. Niemand anders die macht uitoefend over de mensen. Alle volken schaffen hun pretenties af en buigen zich voor de Liefde en prijzen de God die Liefde is. En dat afschaffen van pretenties, dat is verootmoediging.  Daarom loopt de Ramadan uit op het Suikerfeest, aan het eind van de maand waarin men bezig is met het woord van God breekt het zoet aan. Dezelfde overtuiging klinkt in het Jodendom als de Vreugde der Wet aanbreekt en in het Christendom als hongeren en dorsten naar gerechtigheid voorop staat. Het Koninkrijk van Recht en Vrede, de Geest van Liefde en Delen komt onontkoombaar voor de hele bewoonde wereld. Armen en vreemdelingen zijn verdwenen alleen broeders en zusters blijven over.

Zou er in ons land nog een tijd komen dat we niet meer bang gemaakt worden voor elkaar? Wie goed naar de bang makende politici weet te luisteren hoort dat zij eigenlijk de rijken beschermen en de machthebbers die uitbuiten en zichzelf verrijken. Heel langzaam gaan de armsten in ons land dat voelen, de mensen die werken in de sociale werkvoorziening, de mensen die vanaf hun geboorte gehandicapt zijn en een Wajong uitkering hebben, de chronisch zieken met een persoonsgeboden budget, zij moeten de bonussen in het bedrijfsleven opbrengen en de schulden delgen die de banken door wanbeleid hebben gemaakt.  Pas als wij een teken van goedheid willen zijn dan zullen zij, de haters, verbleken. Dat is pas echt iets om over te zingen. Elke dag mogen we er opnieuw aan werken om dat lied passend te maken in de tijd.

 

Plaats een reactie