Kolossenzen 3:5-17
In de Statenvertaling stond hier nog gierigheid, een begrip dat sinds de Scrooge van Charles Dickens nauw verbonden is met hebzucht. Het gaat in het begin van dit Bijbelgedeelte om de kwade kanten van de menselijke natuur. Kanten die we maar al te goed kennen en die hier de aardse kanten van de mens worden genoemd. In tegenstelling tot de hemelse kanten, eigenschappen die overeenkomen met het goddelijke zelf, vrijgevigheid, vergevingsgezindheid, vredesgezindheid en zo. Die slechte kanten moet je af laten sterven en alles wat slecht is opgeven. Alle mensen hebben die slechte kanten. Denk nu niet dat Christenen al betere mensen zijn omdat ze deze woorden al hebben gehoord en uitgeprobeerd, die aardse kanten heb je nu eenmaal en je doet er een heel leven over om ze kwijt te raken. Maar je kunt ze kwijt raken door het goede te doen en niet dan het goede. Al moet je juist in onze dagen je bewust zijn dat je dan een uitzondering gaat vormen. Voor mensen die deze levenswijze willen volgen zijn er geen Grieken of Joden meer, geen gelovigen of ongelovigen, geen barbaren, Skythen, slaven of vrijen, geen mannen of vrouwen. Alleen nog mensen die meedoen met de nieuwe samenleving van de Heer Jezus van Nazareth en mensen die niet meedoen met die nieuwe samenleving. Een oordeel over wie wel of niet meedoet wordt door mensen van die nieuwe samenleving niet gegeven. Wie de hongerigen voedt, de naakten kleed, de lammen laat lopen, de blinden laat zien, de bedroefden troost, de vreemdelingen als gelijke beschouwd hoort er bij. Want het gaat niet om jou of mij, om U of ik, maar om het werk van de God van Israël zoals we dat hebben leren kennen in het optreden van Jezus van Nazareth. Zo ga je dus met elkaar om. Zo ga je dus met de wereld om je heen om. Niet jezelf opsluiten in je vertrouwde en veilige zogenaamde Christelijke gemeenschap. Niet oordelen over wat mensen zeggen, hoe ze zich kleden, met wie ze omgaan. Want pas op, Jezus van Nazareth ging om met hoeren en landverraders. Waar je mee werkt zijn de de mensen die mee willen bouwen aan een betere wereld. Aan die wereld die door de God van Israël is beloofd. De wereld waar geen tranen meer zijn, waar de dood overwonnen is, waar elk mens recht wordt gedaan en er eten is voor iedereen. Waar iedereen bereid is te delen van alles wat men heeft. Daar mogen we elke dag weer aan werken, met iedereen die daar aan mee wil doen, ook vandaag mag dat weer, zingend en vol vreugde..