Overal in de wereld draagt het vrucht

Kolossenzen 1:1-11

Vandaag beginnen we te lezen in een brief die Paulus samen schreef met Timoteüs aan een gemeente in een stad in Turkije, Kolosse. Paulus heeft er tenminste zijn handtekening onder gezet, aangenomen wordt dat Timoteüs de eigenlijke schrijver is geweest. Ze waren er zelf nooit geweest maar wel in andere steden in Turkije in de buurt van Kolosse. De brief moet geschreven zijn voor het jaar 60 na het begin van de jaartelling want in dat jaar werd Kolosse verwoest door een aardbeving en later niet meer herbouwd. De brief is geschreven toen Paulus gevangen zat in Efeze. De brief heeft veel verwantschap met de brief aan de gemeente in Laodicea, die wij kennen als de brief aan de Efeziërs. Laodicea lag dichtbij Kolosse en allebei leefden ze vooral van de handel in wol. De gemeente in Kolosse was gesticht door Epafras en die had een bezoek gebracht aan Paulus. Dit bezoek werd waarschijnlijk ook de aanleiding om de brief te schrijven. De brief lijft als het ware de gemeente in Kolosse in in de kring van gemeenten die door Paulus en zijn medewerkers waren gesticht. De brief zet gelijk een aantal puntjes op de i van de geloofsbelijdenissen die de gemeente in Kolosse zou moeten kennen. Uiteindelijk was dat verhaal, over de bevrijding van de armen, door Paulus in  zo ongeveer de hele toenmalig bekende wereld verspreid en de gemeenten die hij en zijn medewerkers hadden gesticht groeiden nog steeds. Ook in Kolosse was het niet eenvoudig leven voor de jonge gemeente. In het Romeinse Rijk van die tijd telde een mensenleven niet erg mee. Overal werden vele goden vereerd maar ook de autoriteiten lieten zich als goden gelden, de Keizer van Rome voorop. De samenleving draaide vooral op slavenarbeid en het leven van een slaaf was al helemaal niks waard. En dan ontstaat ergens een gemeente waar slaven en vrijen gelijk zijn. Waar al die goden als niks worden beschouwd en zelfs de Keizer van Rome niet als Heer van de wereld wordt vereerd. In die gemeente zijn alle verschillen weggevallen, niet alleen tussen slaven en vrijen, maar ook tussen mannen en vrouwen, tussen rijken en armen, tussen machtigen en onmachtigen en alle verschillen in afkomst zijn verdwenen. Het enorme Romeinse Rijk was in de loop van haar bestaan ook een mengeling van allerlei volken geworden  die van de ene uithoek naar de andere verspreid raakten. Hoe met elkaar te leven in een dergelijke jonge gemeente was de vraag, hoe elkaar vast te houden de opgave en hoe de voordelen van die manier van samenleving te laten zien de grote uitdaging. Eigenlijk verschilt dat niet zo heel veel van de positie van gemeenten in onze dagen. Ook die zijn een minderheid in een samenleving die menselijke idolen achterna loopt, in een samenleving waar mensenlevens steeds minder lijken te tellen en afkomst steeds belangrijker wordt als middel mensen van elkaar te scheiden. Ook voor de christelijke gemeente ligt er de uitdaging haar manier van leven zonder onderscheid tussen armen en rijken, mannen en vrouwen, bazen en knechten, autochtonen en allochtonen aan de wereld te laten zien als de beste manier van samenleven. Een samenleven waarin leven voorop staat. Maar daar mogen we elke dag opnieuw aan werken, ook vandaag weer.

Plaats een reactie