Verstoot ons niet voor eeuwig.

Psalm 44

Vandaag zingen we een Psalm mee die bedoeld is om de zangers en de luisteraars inzicht te verschaffen. Vroeger noemden ze zo’n Psalm ook wel een leerdicht, maar de vertalers van de Nieuwe Bijbelvertaling wisten met de discussie over het Hebreeuwse woord “maskil” kennelijk weinig raad en vertaalden met “kunstig lied”. Wat voor inzicht verschaft ons deze Psalm dan wel niet. Wie goed leest ziet dat de Psalm in twee delen uiteenvalt. Het eerste deel zingt van God en zijn goede daden en het tweede deel van God en hoe die het volk heeft verstoten. Die twee hangen dus kennelijk met elkaar samen. Toch staat er geen oorzaak en gevolg in deze Psalm. Alleen een loflied, de dichter en de zangers loven God dag na dag, en een smeekbede, verstoot ons niet voor eeuwig. De samenhang laat zich raden. Toch hoeft het verband minder ver gezocht te worden dan het lijkt. Het eerste deel gaat over de verovering van het land Israël. Die verovering was niet aan de veroveraars te danken maar aan God. In het boek Jozua kun je teruglezen hoe het gegaan is. De volken die in Kanaaän woonden werden voor een deel verdreven. Dat deel van die volken die niet wilden delen namelijk. De volken die de woestijnbewoners welkom hadden geheten en hen een plaats hadden gegeven die werden niet verdreven, zij werden bijwoners in het land Israël. In het tweede deel van deze Psalm gaat het over rovers en plunderaars. Daarover kunnen we lezen in het boek Rechters. Dan gaat het niet over delen maar over uitbuiten en onderdrukken. Dat gebeurt steeds als het volk vergeet om de Weg van de God van Israël na te volgen. Telkens weer moeten er Rechters opstaan die het volk terugvoeren naar dat wat de God van Israël van ze heeft gevraagd en die het volk tot zijn recht laten komen door de plunderaars en de onderdrukkers te verslaan. De vraag is dus hoe we met het land omgaan en met de mensen die met ons mee willen eten. Ook ons land hebben we immers niet zelf gemaakt. Juist in ons land is overal het menselijk ingrijpen goed te merken. Samenwerking bij het bedwingen van het water was daarvoor een noodzaak.Samen beheren van schrale gronden gaf iedereen de gelegenheid om te overleven. Het ene vinden we in het westen van het land, het andere in het oosten. Liefde voor mensen, liefde voor elkaar heeft dus ons land vormgegeven. Samen doen ligt in onze volksaard. Omdat de Bijbel ons dat dag in dag uit voorhoudt werd het samen lezen van de Bijbel en de zorg voor de minsten juist ook in ons land op die manier populair. Maar nu onze houding tegenover hen die met ons mee willen eten. Veel van hen die uit de vreemde komen hebben we zelf hierheen gehaald om met ons het land op te bouwen en met ons te werken. Het gaat daarom niet aan hen apart te zetten omdat ze iets anders geloven dan wij. Anderen zijn gevlucht voor onderdrukking en geweld en zij hebben onze hulp nodig. Nu ons volk steeds ouder wordt zijn er steeds minder jongeren om ons te verzorgen. Samen delen met hen die bij ons zijn komen wonen is daarvoor een oplossing. Maar wij lijken het vergeten. Het apart zetten van groepen mensen in ons land is ongekend populair, zo dat zelfs andere volken meewarig hun hoofd schudden. Hoe kan een land van overleg en tolerantie zo afglijden en haar eigen belang uit het oog verliezen. Die vraag stelt deze Psalm aan het volk Israël, die vraag dienen wij ons vandaag ook te stellen. Wij mogen dag in dag uit werken aan de terugkeer naar de Weg van de God van Israël, van onze naaste houden als van onszelf. Ook vandaag weer.

Plaats een reactie