Spoedig recht zal verschaffen.

Lucas 18:1-8

Het recht verschaffen aan de weduwe is een van de belangrijkste opdrachten die het volk steeds weer voorgehouden krijgt. Niet de rechter wordt vermoeid met het gezeur van de weduwe om haar recht te doen maar het volk wordt door de profeten in het Oude Testament vermoeid met het onophoudelijke gezeur om de weduwe en de wees recht te verschaffen. Het is God die de profeten steeds weer opdraagt dat gezeur voort te zetten. In deze gelijkenis lijkt Jezus van Nazareth de verhoudingen wel om te draaien. Hij suggereert immers dat God net zo’n rechter is als de rechter uit de gelijkenis. Onophoudelijk bidden zal ook God vermurwen. Maar kunnen we dan om alles bidden? Zijn er niet talloze kinderen die gebeden hebben dat hun moeder niet zou sterven aan kanker? En hoe zit het met die moeders die ondanks dat bidden toch gestorven zijn? Deze gelijkenis is geen troost voor hen die gebeden hebben om zeer gerechtvaardigde zaken maar geen gehoor leken te vinden. Misschien is het goed om toch terug te keren naar de inleiding in deze overweging. Dat gezeur van God om recht voor de weduwe en de wees. Gaat ons bidden over het lot dat gekeerd moet worden? Een ziekte die in genezing moet verkeren, ondanks het kunnen van de dokter? Een examen waarvoor geslaagd moet worden of je er nu voor geleerd hebt of niet? Een zakelijke transactie die moet slagen en noem maar op. Daar mag je allemaal voor bidden maar daar gaat deze gelijkenis niet over. Daar gaat dus ook de oproep van Jezus van Nazareth aan zijn leerlingen om onophoudelijk te bidden niet over. Die gelijkenis gaat over het recht voor de weduwe. Daar moeten we dus onophoudelijk voor bidden. Maar als we daarvoor bidden dan weten we ook wie de weduwe recht zou kunnen verschaffen. Dat zijn we meestal zelf, of dat is de manier waarop we onze samenleving ingericht hebben. Die weduwe staat in de Bijbel voor elke arme, vooral voor de zwaksten. Als we dus de armen recht willen verschaffen beginnen we er mee onder woorden te brengen wie die armen zijn en waarmee hen recht kan worden verschaft. Telkens weer doen we dat opnieuw. Dan beseffen we ook dat armoede geen onafwendbaar noodlot is dat we geduldig moeten dragen. Dan zou ook het niet aflatende bidden van de weduwe uit de gelijkenis vergeefs zijn geweest. Armoede kan opgeheven worden als we bereid zijn om te delen. Daarbij ook aangetekend dat het niet alleen gaat om ons eigen land maar dat we leven in een wereldsamenleving. Onophoudelijk bidden is dus onophoudelijk zoeken naar recht voor de armen. Iedereen kan het aanwijzen, iedereen kan het onder woorden brengen, het is de God van IsraĆ«l die ons er op aanspreekt, bidden is dan ons antwoord en een gebed als antwoord aan God zal voor velen nieuw zijn. Maar we kunnen er elke dag opnieuw weer mee beginnen, ook vandaag weer.

Plaats een reactie