Door het geloof

Hebreeën 11:23-31

Als je gelooft dat er een andere, een betere, wereld komt dan kun je kennelijk veel. De schrijver van de brief aan de Hebreeën heeft er behoefte aan nog eens uitgebreid te wijzen op het Oude Testament waar voorbeelden te over zijn te vinden van mensen die hun vertrouwen stelden op de God van Israël en niet bedrogen uitkwamen. Dat die voorbeelden uit het Oude Testament komen is zo gek nog niet. De jonge gemeenten in het Romeinse Rijk waar deze brief werd voorgelezen lazen elke week ook een stuk uit het Oude Testament. De Joodse Christenen onder hen konden die stukken ook uitleggen maar door een brief als deze leerden ze ook de verhalen uit het Oude Testament in een Christelijk perspectief te zien. Dat is zo ver gegaan dat wij er voor moeten uitkijken want in het Oude Testament wordt wel gesproken over de God van Israël en zijn verhouding met de mensen, daar gaat dat hele Oude Testament over, maar die verzameling boeken gaan niet over Jezus van Nazareth en zijn betekenis voor de mensen en hun verhouding tot de God van Israël. Men is er Jezus van Nazareth wel in gaan lezen maar dat is dus ten onrechte. Het Christelijk geloof is van oorsprong een Joods geloof dat op een bijzondere manier aan de Heidenen is geschonken en daar mogen we dankbaar voor zijn, maar we mogen nooit de Joodse oorsprong uit het oog verliezen. Door die Joodse oorsprong kennen we de verhalen over Mozes en over zijn ouders die drie maanden lang hun zoon verborgen hielden voor de moordlust van de Egyptenaren, over de twee Egyptische vroedvrouwen die de moeders van Joodse kinderen hielpen hun kinderen in leven te houden en de Egyptische prinses die het kind uit het biezen mandje in de Nijl als een godsgeschenk ging opvoeden. Die ouders van Mozes en die vroedvrouwen hadden dat nooit gedurfd als ze niet vertrouwd hadden op de God van Israël. Net als Mozes die later de woestijn in zou vluchten er op vertrouwend dat er een nieuw leven op hem lag te wachten. Net als het volk dat de deurposten besprenkelde met bloed, klaar stond om te vertrekken,  in het geloof dat eindelijk een einde gemaakt zou worden aan hun slavernij. Net als Rachab de hoer die de vreemde verkenners van het woestijnvolk in haar huis ontving in het vertouwen dat goedheid en gastvrijheid uiteindelijk meer zou opleveren dan angst voor vreemdelingen, vreemdelingen die zeven maal rond de stad zouden trekken in het vertrouwen dat niet geweld hen de stad zou geven maar de God van Israël. Ook in onze dagen mogen we het wel eens wat meer over dat vertrouwen hebben. Wij kunnen immers vertrouwen op Jezus van Nazareth die gezegd heeft alle macht te hebben in hemel en op aarde? Waarom dan bang te zijn voor mensen die een ander geloof hebben. Een geloof dat ook gaat over de inrichting van de samenleving, net als het onze, een geloof dat ook vasten kent en zorg voor de armen en de zwakken, net als het onze, een geloof dat zich ook verzet tegen aanvallen op de God die aanbeden wordt, net als het onze. Als we ons door die angst laten regeren geven we uiteindelijk ook ons geloof op. Laten we dan geloven en vertrouwen op de God van Israël en doorgaan met bouwen aan een samenleving waarin plaats is voor iedereen, waar iedereen mag meedoen en dat het Koninkrijk van God wordt genoemd.

Plaats een reactie