Veronachtzaam de genade niet

1 Timoteüs 4:11-5:2

Een jonge voorganger heeft het ook in onze dagen niet gemakkelijk in een gemeente. We hebben nog altijd de neiging een voorganger eerder naar de ogen te zien dan naar hem te luisteren. Timoteüs had daar ook last van. Zijn gemeente bestond uit ouderen, jongeren, mannen, vrouwen en uit Joden en Heidenen. Dat laatste onderscheid kennen wij in de gemeente niet meer. In sommige Protestantse Gemeenten, behorend tot de PKN zal er nog een onderscheid zijn aan te wijzen tussen Hervormden en Gereformeerden of tussen Calvinisten en Lutheranen. Het maakt het voor jonge predikanten er niet gemakkelijker op. Je moet allereerst een voorbeeld zijn in je levenswijze, in liefde, geloof en zuiverheid. Dat klinkt mooi, maar moet je nu wel eens een bezoek brengen aan de disco waar de jeugd uit je wijk zich vermaakt of moet je dat nu juist niet doen? En een avond doorbrengen in het dorpscafé om mee te doen met de mannen uit het dorp? Er zijn geen vaste antwoorden op te geven, het zijn vragen die elke beginnende voorganger zich moet stellen waar hij samen met collega’s en met zijn kerkenraad een antwoord op moet vinden. Een antwoord dat de prediking en het onderricht makkelijker maakt. Dat hem geloofwaardig maakt bij het voorlezen uit de Schrift. Die Schrift was overigens in de dagen van Timoteüs de Hebreeuwse Bijbel in de Griekse vertaling die wij tegenwoordig de Septuagint noemen. We weten uit de Bijbelse verhalen dat de Timoteüs uit het Bijbelverhaal jong begonnen is als assistent van Paulus en van jongs af aan al een zeker gezag had. Kennelijk was hij zo jong dat het college van oudsten dat hem de taak van voorganger wilde geven hem ook in een aparte bijeenkomst wilde bevestigen in zijn taak. Bij de intrede van een beginnend predikant gaat dat nog steeds zo. Bevriende predikanten en predikanten uit de buurt van de gemeente waar de bevestiging plaatsvindt komen naar de kerkdienst in hun ambsgewaad en leggen samen de handen op de jonge te bevestigen predikant. Een voorganger hoeft zijn taak nooit alleen en in eenzaamheid uit te oefenen. Voor een gemeente staat hij of zij alleen vooraan in de kerk. Zichtbaar gesteund door de kerkenraad, geassisteerd door voorlezers en diakenen, maar onzichtbaar gesteund door collega’s, door de traditie van de kerk en door de Heilige Geest. Die bevestiging als voorganger is voor de meeste predikanten een bijzonder moment. Maar kan ook voor de gemeente een bijzonder moment zijn. Een predikant of voorganger staat niet los van de gemeente. Staat ook niet boven een gemeente. De gemeente wordt bestuurd door de kerkenraad. De predikant is dienaar van de gemeente en de gemeente zal de predikant de gelegenheid moeten geven haar te bedienen. De vergelijking van Jezus van Nazareth die zijn leerlingen de voeten wil wassen is hier op z’n plaats. We moeten maar al te vaak de predikant de gelegenheid geven ons te onderrichten over de armen die hij tegengekomen is. Over de mensen die hij ontmoet heeft bij zijn Bijbelstudie en die vragen om onze naaste te kunnen zijn. Pas als wij dat onderricht ter harte nemen en als gemeente, lichaam van Christus noemt Paulus dat, op een andere plaats, aan het werk gaan voor het Koninkrijk van God, dan krijgt de voorganger ook echt de ruimte voorganger te zijn. Ook vandaag weer.

Plaats een reactie