Laat die Israëlieten toch gaan

Exodus 10:1-20

Nadat het gerst en het vlaszaad voor de armen was vernield door de hagel en de bliksem zijn nu ook de tarwe en de spelt aan de beurt om verwoest te worden. Daar blijft het overigens niet bij want de sprinkhanen  vreten alles op wat plantaardig is. Een plaag die ook vandaag de dag nog wel in Afrika voorkomt. Nog steeds wil die farao niet echt het volk Israël laten gaan. Nu mogen wel de mannen, maar niet de kinderen, de vrouwen en het vee. Ook eerder al werd het vee uitgezonderd van de toestemming, maar die bleef nu beperkt tot de mannen. En aangezien voor Mozes en Aäron er geen onderscheid is tussen mannen en vrouwen, tussen jong en oud, en het vee nodig is om te offeren aan de God van Israël neemt Mozes het aanbod van de farao niet aan. Als hij dan uit het paleis wordt gejaagd rest er niets anders dan de sprinkhanen op te roepen die alle planten moeten opvreten die de hagel heeft overgelaten. De komst van de sprinkhanen wordt verteld alsof het volk Israël al in het beloofde land is gaan wonen. In het Oosten ligt daar de woestijn waaruit die zwermen sprinkhanen soms komen opzetten en in het Westen ligt de zee waarvandaan de wind komt die de sprinkhanen verdrijft. De onontkoombaarheid voor Egypte om de slaven te laten gaan wordt in deze plaag meer dan eens duidelijk. Heel Egypte gaat hieraan ten gronde. Daarom smeekt de farao of de God van Israël die dood van hem weg wil nemen en van de sprinkhanen staat er dat er geen een meer overbleef, ze verdronken in de rietzee, zoals overigens van het leger van de farao gezegd zal worden dat er geen een meer overbleef, nadat ook het leger in de rietzee verdronken was. Dit verhaal laat al zien hoe er met de opvreters zal worden omgegaan nog zonder die opvreters ook met name te noemen. De plagen van Egypte zijn dan ook uitdrukkelijk bedoeld om de macht van de God van Israël duidelijk te maken. Als je elkaar weet te respecteren, als je met elkaar weet te delen, als je de arbeider een goed loon en een fatsoenlijke behandeling weet te geven dan zal het uiteindelijk ook goed gaan. Maar als je het tegendeel doet dan zal het slecht met je aflopen. Daarom heeft het geen zin te klagen over de smerigheid in de treinen en op de stations. Als grote bedrijven als de NS en Prorail weigeren de schoonmakers een fatsoenlijk loon te garanderen dan rest die schoonmakers niet anders dan te staken. In het verhaal dat we vandaag lezen maakt het volk Israël gebruik van het verschil tussen landbouwers en veetelers. Die veetelers hebben nog wel even te eten nadat het groen is opgevreten door de sprinkhanen maar de landbouwers zijn in een klap alles kwijt. Wat de Egyptenaren moeten leren is dat landbouwers en veetelers met elkaar moeten delen. Zoals wij moeten leren dat de rijke noordelingen moeten delen met de arme zuiderlingen. Want vanuit ons Europa gezien wonen de rijken in het noordelijk gedeelte van de aarde en de armen overwegend in het zuidelijk deel. Ook wij zullen moeten leren dat pas als we armen en rijken gelijk behandelen, gelijke kansen geven en gelijke rechten en mogelijkheden er voor iedereen genoeg is en gerechtigheid geschiedt aan alle mensen. Daar kunnen we ook deze nieuwe werkweek weer aan werken.

Plaats een reactie