Het jaar van vergelding

Jesaja 63:1-6

In het boek van de profeet Jesaja klinkt voortdurend de overtuiging door dat onrecht niet eeuwig kan blijven voortduren. Hoe het bestreden en overwonnen zal worden doet niet ter zake, de overwinning op het kwade is onvermijdelijk. Ook in het duet dat we vandaag meezingen klinkt deze overtuiging door. Het is God die hier de overwinning heeft gebracht. Deze keer kwam de overwinning op het kwade uit Edom, uit de stad Bosra in Edom. Bosra was een belangrijke stad, centrum van de veeteelt. Rood van het bloed dus dat vloeit na de slacht van runderen en schapen. Edom betekent ook rood. En een mantel van purper is ook rood. Rood is de centrale kleur in het gedeelte van vandaag, de woordspelingen en de grapjes die hier in zitten gaan verloren in de vertalingen. Maar rood is ook het druivensap dat opborrelt in de wijnpers. Rood was ook de aarde waaruit God de mensen heeft geschapen. Rood was ook de linzenmoes waarvoor Ezau zijn eerstgeboorterecht verkocht. En Edom was het volk dat afstamde van Esau, meestal overigens een volk dat staat voor de erfvijand van Israël. Ook hier is Edom overigens niet het meest vriendelijke land, maar in dat God verlaten oord had de God van Israël zich teruggetrokken vanwege het kwaad dat zijn volk had gedaan. Dat volk was weggevoerd naar Babel, maar nu weer teruggekomen. En de God van Israël had zich weer in het midden van zijn volk, in Jeruzalem gevestigd. De oude vijanden van Israël waren overwonnen. Maar dan komt de schok. Het onrecht Israël aangedaan leek ongewroken te blijven. Geen van de volken op aarde kwam het arme en vertrapte Israël te hulp. Niemand kwam het verdrukte volk te hulp. Niemand die de God van Israël steunde. Dezer dagen zullen velen denken aan het volk van Irak dat zuchtte onder een wrede dictatuur. Maar ook dat volk werd door niemand geholpen. Natuurlijk de wrede dictator werd verdreven door volken die zelf bang voor die dictator waren en voor de wapens die hij mogelijk zou hebben. Het volk werd daarbij vergeten. Ook toen de dictator verdreven was werd het land niet opgebouwd, nooit eerder waren er, als het afgelopen jaar, zoveel mensen in Irak omgekomen door geweld. Vluchtelingen wachten al vele jaren in buurlanden op een kans terug te keren naar een land in vrede om te kunnen helpen bij de opbouw. In Irak zijn de volken God niet te hulp gekomen om te zorgen voor de zwaksten, in Irak hebben volken alleen hun eigen politieke agenda gesteund. De armen kunnen alleen iets verwachten van de God van Israël. De Wet die hij de mensen gegeven heeft zal uit de ellende een uitweg kunnen bieden. Het Heb Uw naaste Lief als Uzelf zal in de praktijk gebracht moeten worden. Wij kunnen God daarbij helpen, daarbij dus ook de mensen kunnen helpen door ons in te zetten voor de opbouw van Irak, door kennis en kansen over te dragen die een vreedzame samenleving mogelijk maken. We kennen dat van rampen en aardbevingen. Haïti wordt gelukkig geholpen, dat volk moet niet vergeten worden als de eerste nood gelenigd is. Zoals we ook het volk van Irak niet mogen vergeten nu die oorlog lang achter ons ligt. Het onrecht wordt wel gewroken maar aan ons om God niet alleen te laten en te helpen bij de zorg voor de slachtoffers van het onrecht, en de slachtoffers van alle ellende die er in de wereld is.

Plaats een reactie