Onberispelijke mannen

Titus 1:1-9
 
Vandaag beginnen we te lezen in de brief die Paulus schreef aan zijn assistent Titus. We krijgen een kijkje in de opbouw van een nieuwe godsdienst in een bestaande wereld. Tegenwoordig ontlenen sommige mannen aan de opdracht aan Titus het recht om vrouwen uit te sluiten van ambt van voorganger. Het is daarbij vreemd dat dat vooral gebeurt door mannen die geen enkele vrouw hebben, en ook niet willen of mogen hebben, laat staan ook nog gelovige kinderen die niet kunnen worden beschuldigd van schandelijk gedrag en ongehoorzaamheid. Die uitsluiting van vrouwen slaat dan ook nergens op en is zeker niet Bijbels zoals we bij het lezen van andere brieven van Paulus al hebben ontdekt. Paulus heeft zeer goede betrekkingen met Prisca die uit Rome afkomstig was en die hij regelmatig met veel waardering noemt. Hij groet zelfs een vrouw die blijkens de woorden van Paulus diaken was, dus een verschil tussen vrouwen en mannen was er volgens Paulus niet. Titus werkt op Kreta en Kretenzers hadden zo hun eigen geloof en gewoonten. Eén man met meerdere vrouwen en een hele sleep ongeregelde kinderen was kennelijk geen uitzondering. Daar konden, en kunnen nog steeds, de meest wilde verhalen over de ronde doen die geen reclame zouden vormen voor de nieuwe godsdienst. En reclame voor die nieuwe godsdienst daar moest het om gaan. Daar komt bij dat in het Romeinse Rijk priesteressen een bijzondere rol vervulden, of als tempelprostituees of juist als onaanraakbaren, zogenaamde zuiveren. Het geen onderscheid maken tussen vrouwen en mannen gaat daar dwars tegenin, expliciet een vrouw als vrouw aan het woord laten zou in een dergelijke wereld alleen maar verwarring wekken en de nieuwe beweging moest uitnodigend en niet afstotend zijn. Daarom moest de opzichter van de gemeente gastvrij zijn en goedwillend en bezonnen en zich houden aan de leer zoals die door Paulus en Titus was gebracht, de leer dat je je naaste moest liefhebben als je zelf en dat het daarbij bij uitstek om de zwaksten en de armsten ging. In geen enkele samenleving is de keuze voor de armen een keus die gejuich oproept, integendeel. Vaak zal gedacht worden dat daar wel iets achter zal steken, die armen zullen wel aan bendevorming doen zodat roof en diefstal gemakkelijker gaat, die armen zullen wel gewelddadig worden als ze zo samen klitten. Het zijn de beschuldigingen die tot op de dag van vandaag klinken. Arme vrouwen bij elkaar opvangen? Dat zal wel een hoerenkot worden. Zelfs moeder Theresa van Calcutta werd hiervan beschuldigd. Juist in die nieuwe gemeenten worden en werden mensen gezocht die niet verdacht zouden kunnen worden van het kwade, over wie alleen het goede verteld kon worden. Dat konden die mannen niet alleen, daar hadden ze hun vrouw en hun kinderen hard bij nodig. Als opzichters werden dus niet alleen onberispelijke mannen gezocht, maar onberispelijke gezinnen. Dat voorkwam tegelijk dat ook die christelijke mannen die voorgingen in de gemeente als Tempelprostituees zouden worden aangezien, ook dat kwam voor. De bestaande samenleving, de wereld, mocht daarom best nog even kijken naar de man als vertegenwoordiger van dat gezin, de gelovigen zelf wisten dat in Christus man noch vrouw was, alleen gelovigen. Het ambt claimen voor mannen kan dus ook niet op grond van de opdrachten aan Titus. Maar net als de gelovigen op Kreta kunnen we gemeenschappen vormen waar we de wereld laten zien hoe het ook zou kunnen, je naaste liefhebben als jezelf, daar kunnen we vandaag mee beginnen.

Plaats een reactie