Zo groot was zijn woede.

Deuteronomium 9:7-24

Dat het volk Israël zeker het beloofde land niet aan eigen verdiensten te danken had blijkt nog eens uit de opsomming die Mozes geeft in het gedeelte dat we vandaag lezen. Centraal daarbij staat het verhaal over het gouden stierkalf dat het volk maakte toen ze op Mozes wachtte die op de Berg de stenen platen met de tien geboden aan het halen was. Nu zou je toch denken dat het volk Israël nooit en te nimmer meer een gouden stierkalf zou maken voor hun godsdienst maar als je nu het boek Koningen opslaat, vooral 2 Koningen, dan kom je daar steeds de mededeling tegen dat de godsdienst van Baäl vernietigd wordt maar dat de gouden stierkalveren die werden aanbeden ongemoeid worden gelaten. Geen wonder dat de aanhangers van de God van Israël in de loop van de geschiedenis steeds kwader werden over die aanbidding en het verhaal tegen de aanbidding van stierkalveren steeds feller werd. Kennelijk hadden ook Priesters van de Tempel zich schuldig gemaakt aan de godsdienst voor de stierkalveren want hier wordt verteld dat ook Aäron, broer van Mozes en de eerste Priester, bedreigd was met de dood. In het verhaal uit Exodus 32, waarnaar hier wordt verwezen, lees je dat niet direct. Wel zou je uit de opdracht aan de Levieten om alle aanhangers van de stierkalveren uit te roeien kunnen afleiden dat ook Aäron bedoeld zou moeten zijn omdat die het beeld had gemaakt. Aäron ontsnapte echter, hij zou 40 jaar na de uittocht uit Egypte sterven. De Levieten zouden in het beloofde land een bijzondere plaats innemen. Zij kregen geen eigen grond maar moesten onderhouden worden door de overige stammen. Zij werden verdeeld over het land en moesten optreden als rechters die de Wetten van Mozes moesten uitleggen en er op toezien dat die Wetten nageleefd werden. Toen het volk uit de ballingschap in Babel terugkeerde waren het de Levieten die de Wet in haar geheel voorlazen zodat het volk weer wist waar het zich aan te houden had. En weet ons kleine Christelijke landje nu waar het zich aan te houden heeft? Natuurlijk hebben we nog nooit geleerd van onze rijkdom te delen met de allerarmsten, maar ook de godsdienst van het gouden kalf is onder ons wijd verbreid. Ook bij ons is dat wat ons winst belooft, goud en rijkdom, het allerbelangrijkst. Degene die met eigen handen een vermogen weet op te bouwen geniet bij ons het hoogste aanzien, Ook als blijkt dat het opbouwen gebeurde door mensen voor de gek te houden, ze meer voor te spiegelen dan de werkelijkheid kon opbrengen, dan nog lopen er zeer veel mensen achter de slimme vermogende aan. Zelden kijken we wat eigenlijk het effect op de armen was van dat opbouwen van grote vermogens. Nooit kijken we of de slimme vermogende wel wilde delen met de zwakken in de wereld. Wij nemen goedkope kleding voor lief ook als die in slavenarbeid door kinderen is gemaakt. Wij nemen goedkope koffie voor lief ook als de koffieboeren en de plukkers van koffiebonen nauwelijks een loon krijgen voor het verbouwen van koffieplanten. Er is bijna geen chocolade te koop waar geen slavenarbeid aan te pas is gekomen. Voor de belangrijkste grondstoffen die in mobiele telefoons worden gebruikt worden oorlogen gevoerd. Wapens kunnen vrij over de wereld verhandeld worden en in grote steden in Europa zijn met enige regelmaat wapenbeurzen waar men zich niet tegen mag verzetten. Wie een brood steelt wacht een zware straf, maar wie een land leegrooft krijgt hoge onderscheidingen en hoort tot de wereldleiders. Ook onze welvaart hebben we dus niet aan onszelf te danken maar aan de genade van God die ons blijft oproepen om zijn Weg te volgen, te delen van onze overvloed met de zwaksten en de minsten op aarde. Als we dat kunnen zal het ook onze kinderen en kleinkinderen goed en gaan en zullen ook zij in welvaart kunnen leven.

Plaats een reactie