Dan zou het ons goed gaan

Deuteronomium 6:20-25

Vandaag lezen we een stuk uit het Oude Testament dat gemakkelijk tot misverstanden kan leiden. Zoals de Nieuwe Bijbelvertaling het stuk vertaalt zou je de indruk kunnen krijgen dat er sprake is van een soort van voor wat hoort wat. Als wij nu maar die wetten houden dan krijgen we daarvoor in ruil dat het goed gaat. Maar het sleutelwoord in dit Bijbelgedeelte is het leven. In de Nieuwe Bijbelvertaling staat “zou hij ons het leven sparen”, vanaf de Statenvertaling werd vertaald: “om ons in het leven te behouden”. Ook in die vertaalkeuzes wordt de indruk van een voor wat hoort wat gewekt. Als wij die geboden niet houden dan zal God ons doden. De Naardense Bijbel vertaalt het Hebreeuws wat nauwkeuriger en daar staat: “om ons te doen leven” en dat geeft de bedoeling van dit Bijbelstuk beter weer. Als onze kinderen vragen waarom we niet in de eerste plaats voor onszelf zouden moeten zorgen maar onze naaste lief moeten hebben als onszelf dan is het antwoord dat we daardoor meer gaan leven. Niet God brengt, als een soort wraak, de dood als we de geboden niet houden, maar het niet houden van de geboden is in zichzelf een dodelijke en dodende zaak. Het is als het ware zelfmoord om het anders te doen. We lezen niet voor niets over de uittocht uit de slavernij en de tocht door de woestijn. Beide situaties waren levensbedreigend. Zonder de bevrijding en zonder de Wetten die daar werden ontdekt zou er geen volk meer zijn, zou het volk zijn uitgestorven. Pas als de mensen onvoorwaardelijk op elkaar kunnen rekenen en bereid zijn alles wat ze hebben met elkaar te delen dan pas is overleven en is echt leven mogelijk. Dat alles voor elkaar over hebben en op elkaar kunnen rekenen begint niet bij de ander maar begint bij onszelf. Voor onszelf begint daarmee het echte leven. In het Nieuwe Testament heeft vooral Paulus zich heftig verzet tegen de voor wat hoort wat benadering van de Wetten van de Woestijn. Dat was een benadering van de wetten van een volk zoals die bij elk heidens volk voorkomt. Vooral de Romeinen waren heel goed in het op die manier toepassen van de wetgeving. Voor dat soort wetsopvatting zijn Christenen dood, zij kiezen de vrijheid van het leven. De vrijheid om het goede te doen en niet dan het goede. Bij God is immers niet anders dan het goede. De Wetten van God brengen daarom niet anders dan het goede. En de kern van die wetgeving is het je naaste lief hebben als jezelf. Dat brengt ook pas echt gerechtigheid voort. Geen gerechtigheid zonder aanziens des persoons, waarin het recht een blinddoek voor heeft, maar gerechtigheid die mensen tot hun recht laat komen. Er staat in dit Bijbelgedeelte dat je de geboden moet naleven voor het oog van de God van IsraĆ«l, in de Naardense Bijbel wordt vertaald met voor het aanschijn van God. Over de manier waarop je de geboden nakomt moet je dus kennelijk het licht van God laten schijnen. Daarmee worden die geboden niet een dorre plicht die je de vrijheid beneemt maar het worden wegwijzers op de Weg naar de ideale samenleving, de samenleving waar geen honger en verdriet meer zal zijn, waar de dood is overwonnen en waar iedereen aan mee kan doen. Die Weg mogen we ook vandaag nog gaan.

Plaats een reactie